5. Edelen en graven

In het moerassige gebied achter de oeverwallen van de Eems woonden in de vroege middeleeuwen slechts weinig mensen. Alleen het stroomdal van de Munter Ae en de Reider Ee hadden een stevige ondergrond uit kalkrijke ‘Eemsklei’ die hier in de loop van vele eeuwen was afgezet. Hier bevonden zich enkele oudere nederzettingen, meestal gelegen op natuurlijke hoogten temidden van waterrijk laagland, zoals Wynham en Megenham. pipo De bewoning concen­treerde zich in de wierdedorpjes langs de Eems. De Friezen die hier woonden, voelden zich vooral met de bewoners van naburige kuststreken verwant. De Eems was aanmerkelijk smaller dan nu, zij boog bij Pogum naar het noorden af en liep langs de binnenstad van Emden om vervolgens bij Logumer Vorwerk weer in haar huidige bedding terug te keren. De Dollard bestond uiteraard nog niet; het latere eiland Nesserland (nu in haven van Emden) lag aan de Groningse kant van de rivier.

Knipklei achter de oevers. Kolonisatie uit het oosten vanaf karolingische tijd 8e eeuw. Grafvelden Oldendorp-Klunderborg en Termunterzijl-Bultvenne.

 

Bevolkingsgroepen van een ander slag — veelal als ‘Saksen’ aangeduid — woonden in Westerwolde, dat nauwe banden met het zuidelijker gelegen Eemsland en de rest van Westfalen had. Onstwedde wordt al in het begin van de negende eeuw genoemd. De kerstening van dit gebied gebeurde grotendeels vanuit het bisdom Osnabrück en de rijksabdij Corvey aan de Wezer, dat hier dankzij een schenking van keizer Lodewijk de Duitser (843-876) omvangrijke bezittingen verkreeg. pipo concurrerend*** Zo raakten vermoedelijk ook Ulsda en de overige nederzettingen aan de benedenloop van de Reider Ee onder het kerkelijke gezag van Osnabrück. Dit in tegenstelling tot de eigenlijke kuststreek, die in 787 aan het bisdom Münster werd toegewezen. Ulsda, gelegen op een keileemopduiking aan de oostelijke oever van de Reider Ee, werd daarmee de noordelijkste voorpost van het bisdom Osnabrück, dat hier een ‘aartsdiaconaat Friesland’ inrichtte. Daaronder vielen ook Westerwolde en delen van het Eemsland, hoewel daar geen Friezen woonden.  De naam Ulsda (Ulswida = het wold van Ulle of *Hulswidu = hulstwoud) is verwant met Onstwedde (Uneswidu = het wold van Une), Bunde (*Bunwida = omheinde akkers bij het wold) en het niet met zekerheid geïdentificeerde Winsewida (waarschijnlijk Sint Vitusholt). Deze benamingen verwijzen blijkbaar naar de ligging temidden van veenmoerassen of wolden.

De verdere ontginning van dit gebied gebeurde door Friese kolonisten uit het noorden. Zij stichtten vanaf de tiende of elfde eeuw nieuwe dorpen langs de oevers van de Reider Ee en haar zijtakken. Ulsda bleef niettemin de hoofdplaats van een rechtsgebied dat de hele streek van Westerlee tot Bellingwolde omvatte. Nog in de vijftiende eeuw onderscheidde men het Reiderland ten noorden van de Friese grens en het deel ten zuiden daarvan (Reydonia beda boppa ende benya Freesland).[1] Ook in Westerwolde ontstond zo’n nieuwe nederzetting, die in de twaalfde eeuw Vriescheloo (Vresschenloo = het Friese hout?) werd genoemd.[2] Een soortgelijke situatie ontstond langs de Eemsoever bij Stapelmoor, Völlen, Vellage en Mittling-Mark, waar Friese kolonisten terecht kwamen in een gebied dat blijkbaar eerder bij Westfalen werd gerekend. De oudste bronnen noemen hier de handelsplaats Wilbrandaswic, waarvan de ligging verder onbekend is.

Wie de leiding gaf, is niet altijd duidelijk. Adelijke families die op hun beurt weer als zetbazen fungeerden van gravengeslachten elders. Opgegraven in Hatzum-Boomborg en Heveskes. Klunderborg bij Oldendorp 10/11e, Borgsweer?

Op grond van plaatsnamen kunnen we vermoeden: Badumar (Baamsum), Baldo (Bellingwolde), Dalle (Dallingeweer), Ebertet (Ewitsweer), Frithunath (Frethunasthorpe), Haico (Aycka weren), Hardbert (Hatzum), Lalle (Lalleweer), Magin (Megenham!), Occo (Ockeweer), Pavo (Pogum), Sigwart (Siwataras hwervia!), Thiado of Dodo (Tijsweer!), Thiadric (Diurdasrip, Duurkenakker), Wacchar (Wagenborgen), Wilbrand (Wilbrandeswik), Wilo (Wilgum!), Wino (Wynham, Winschoten), Wulf (Ulsda)*** Mt name de plaatsnamen; adel Eberhard, Gerberch, Meginhard, Wichman, Friderun- Lalle

Meest gedetailleerde informatie in goederenadministratie van Werden, Fulda en Corvey. Over het algemeen de hoogste kringen. Schenkingen voornamelijk negende eeuw onder andere Folcward de Hriadi, SIric de Hrisinghem. Liudalug en zijn broers Meginbraht (Bentum) en Hrother. Wimod. Baldric  en Godescalc (Wilbrandaswic, Diele). Gerbrun, Hildimod en Osgrim, Liudolf (Bentum), Raddag  en Vulfhard (Bentum).

Een andere (?) Folchard of Folcbert, onder andere te Bentum. Hij was vermoedelijk Immedinger, WIldeshausen/Widukind, zoon van Tiadric/Deddi in Liesgau, zoons Maynwerc en Thiadric. Familielid Wihard te Bentum x Thiadhild (hij weer genoemd met Irinbert te Pewsum-Immedinger-namen?). Familielid mogelijk grootvader van Deddi was Albric (Oostergo ca. 775, 811?), zoon van Eiso, met goederen in Federgo van de vader van zijn moeder Wilo. Wilgum. (Vgl. Aldward, Reginsuit, Eisbern zv Altbern in Cuppargent/Federgo?)

In een eerdere generatie (graaf) Gerhard de Fresia te Pewsum (Emsgo 825-42) (hier ook Wihard en Irnbert), Cobbo Cuppargent (Federgo), I(n)golt de Fresia (Federgo VIII-817), eerder Goto (>Godschalk?), Wicing in Hunsingo (825-42). Heren met wijdse betrekkingen.

Wihric, graaf te Rhede 822/36 (Bingum, Bentum) en zijn oom Gerdag, broer? E(kbert?), familielid Thiadric. Thiodger, graaf te Haren/Ems en bezit in Rhede en Kirchborgum (Boven-Emsgo? resp. Agrodingo).

Over het algemeen Hamelanders en Immingers, de laatste rond Wildeshausen. Zo weten we van Fivelgo dat WIchman van Hameland… Immedingers, nakomelingen van Waltbert im Graingau dan wel Deddi, schoonvader graaf Ekbert (…). Zoon Dirk huwt vrouw van Fries-Deense afkomst, welke Friese familie?

Voorouders van Hamelanders misschien Broers Meginbraht en Reginhart (Langen), Meginhard (Vellage), Meginheri (Jemgum), Waldger zoon van Meginulf (Pogum), Meginward = Meinwerk (Westerwolde), Reginhard (grote schenking Weener), Reginward (Helagonufliatun).

 

Volkwart – Immedinger, vgl. Sibod (Hrotheringtiochi), Thiadric

Fridunasthorpe – Immedinger

prefect Gerbert en vader Reginbert, vgl. Reginhard in Langen, Weener en Kirchborgum, immedinger Reginbern tegen vikingen

Hameland: Meginbraht te Langen, Megenham, Meginward in Onstwedde

pipo

Grafelijk gezag. Diederik 782, ov. 783/84. Omstreeks 880 Eberhard (Saxo). Graven van Hamaland, dood Wichman na 973. Ardennengraaf.

tot c1020 Balderich, o.a. Drenthe, relaties naar Werl.

Emsgo voor 1031 Cobbo. Ehbr. 40

1031-38 Fivelgo Rudolf van Werl, Eemsgo één van zijn verwanten.

1044/46 Fivelgo naar Godfried II met de baard van Oberlotharingen, maar in opstand tegen de keizer; 1047/57-66 Bremen. Feitelijk Ekbert van Braunschweig, voorvader Cobbo eerder. Egbert II verspeelt rechten 1089 door verzet tegen keizer (rijksban), sneuvelt 1090.

Eemsgo nog 1092 Werl, als Konrad gedood wordt door Morsati, deel goederen misschien vererfd via diens moeder op Hendrik de Vette van Northeim, gedood Staveren 1101 wegens claimen Brunswijkse erfenis, voogden Corvey (sinds 1065). Daarna 1101 Calvelage, volgens Jackman directe erfgenamen van Werl, zwagers van Northeim. Saksische adel tegen de salische keizers, itt Zutphen?

Fivelgo c1090 Athalgar, 1107 aan Hendrik de oude van Zutphen (via vrouw ook bezit Eemsgebied), keizersvriendelijk? De erfelijke lijn Otto von Hammerstein ov. 1036, dochter xEzzoner Liudolf, kinderen graven van Zutphen, familieleden Gottschalk die rechten in Eemsgo waarneemt maar door Rudolf wordt vermoord, dan Otto de Rijke, voogd Corvey, ov. 1113, is de vader van Hendrik. Corvey is daarmee in keizerskamp beland?

Voogdijschap Corvey via Oda van Zutphen (Fivelgo) ca. 1144-70 in handen van Ravensberg (Eemsgo, Westerwolde, Reiderland. De kustrepublieken maken zich los van grafelijk gezag.

pipo grafelijke gezag in handen van calveslage.

De bisschop van Münster oefende overigens in Wester­wolde en het aangrenzende Eemsland wel degelijk het wereldlijke gezag uit, nadat hij deze gebieden in 1252 uit de nalatenschap van de graven van Calvelage-Ravensberg had verkregen.

Naar het volgende hoofdstuk

Terug naar de inhoudsopgave

 

© Otto S. Knottnerus

 

 

 

 

Noten hoofdstuk 5



[1] Codex Unia, 518 e.v.

[2] Groenendijk verklaart de naam Vriescheloo overigens uit vresch = vers water. pipo