In het moerassige gebied achter de oeverwallen van de Eems
woonden in de vroege middeleeuwen slechts weinig mensen. Alleen het stroomdal
van de Munter Ae en de Reider Ee hadden een stevige ondergrond uit kalkrijke
‘Eemsklei’ die hier in de loop van vele eeuwen was afgezet. Hier bevonden zich
enkele oudere nederzettingen, meestal gelegen op natuurlijke hoogten temidden
van waterrijk laagland, zoals Wynham en Megenham. pipo De bewoning concentreerde
zich in de wierdedorpjes langs de Eems. De Friezen die hier woonden, voelden
zich vooral met de bewoners van naburige kuststreken verwant. De Eems was
aanmerkelijk smaller dan nu, zij boog bij Pogum naar het noorden af en liep
langs de binnenstad van Emden om vervolgens bij Logumer Vorwerk weer in haar
huidige bedding terug te keren. De Dollard bestond uiteraard nog niet; het
latere eiland Nesserland (nu in haven van Emden) lag aan de Groningse kant van
de rivier.
Knipklei achter de oevers. Kolonisatie uit het oosten vanaf
karolingische tijd 8e eeuw. Grafvelden Oldendorp-Klunderborg en
Termunterzijl-Bultvenne.
Bevolkingsgroepen van een ander slag — veelal als ‘Saksen’
aangeduid — woonden in Westerwolde, dat nauwe banden met het zuidelijker
gelegen Eemsland en de rest van Westfalen had. Onstwedde wordt al in het begin
van de negende eeuw genoemd. De kerstening van dit gebied gebeurde grotendeels
vanuit het bisdom Osnabrück en de rijksabdij Corvey aan de Wezer, dat hier
dankzij een schenking van keizer Lodewijk de Duitser (843-876) omvangrijke bezittingen
verkreeg. pipo concurrerend*** Zo raakten vermoedelijk ook Ulsda en de overige
nederzettingen aan de benedenloop van de Reider Ee onder het kerkelijke gezag
van Osnabrück. Dit in tegenstelling tot de eigenlijke kuststreek, die in 787
aan het bisdom Münster werd toegewezen. Ulsda, gelegen op een keileemopduiking
aan de oostelijke oever van de Reider Ee, werd daarmee de noordelijkste
voorpost van het bisdom Osnabrück, dat hier een ‘aartsdiaconaat Friesland’
inrichtte. Daaronder vielen ook Westerwolde en delen van het Eemsland, hoewel
daar geen Friezen woonden. De naam
Ulsda (Ulswida = het wold van Ulle of *Hulswidu = hulstwoud) is
verwant met Onstwedde (Uneswidu = het wold van Une), Bunde (*Bunwida
= omheinde akkers bij het wold) en het niet met zekerheid geïdentificeerde Winsewida
(waarschijnlijk Sint Vitusholt). Deze benamingen verwijzen blijkbaar naar de
ligging temidden van veenmoerassen of wolden.
De verdere ontginning van dit gebied gebeurde door Friese
kolonisten uit het noorden. Zij stichtten vanaf de tiende of elfde eeuw nieuwe
dorpen langs de oevers van de Reider Ee en haar zijtakken. Ulsda bleef
niettemin de hoofdplaats van een rechtsgebied dat de hele streek van Westerlee
tot Bellingwolde omvatte. Nog in de vijftiende eeuw onderscheidde men het
Reiderland ten noorden van de Friese grens en het deel ten zuiden daarvan (Reydonia beda boppa ende benya Freesland).[1] Ook in Westerwolde
ontstond zo’n nieuwe nederzetting, die in de twaalfde eeuw Vriescheloo (Vresschenloo
= het Friese hout?) werd genoemd.[2] Een
soortgelijke situatie ontstond langs de Eemsoever bij Stapelmoor, Völlen,
Vellage en Mittling-Mark, waar Friese kolonisten terecht kwamen in een gebied
dat blijkbaar eerder bij Westfalen werd gerekend. De oudste bronnen noemen hier
de handelsplaats Wilbrandaswic, waarvan de ligging verder onbekend is.
Wie de leiding gaf, is niet altijd duidelijk. Adelijke
families die op hun beurt weer als zetbazen fungeerden van gravengeslachten
elders. Opgegraven in Hatzum-Boomborg en Heveskes. Klunderborg bij Oldendorp
10/11e, Borgsweer?
Op grond van plaatsnamen
kunnen we vermoeden: Badumar (Baamsum), Baldo (Bellingwolde), Dalle
(Dallingeweer), Ebertet (Ewitsweer), Frithunath (Frethunasthorpe), Haico (Aycka
weren), Hardbert (Hatzum), Lalle (Lalleweer), Magin (Megenham!), Occo
(Ockeweer), Pavo (Pogum), Sigwart (Siwataras hwervia!), Thiado of Dodo
(Tijsweer!), Thiadric (Diurdasrip, Duurkenakker), Wacchar (Wagenborgen),
Wilbrand (Wilbrandeswik), Wilo (Wilgum!), Wino (Wynham, Winschoten), Wulf
(Ulsda)*** Mt name de plaatsnamen; adel Eberhard, Gerberch, Meginhard, Wichman,
Friderun- Lalle
Meest gedetailleerde informatie in goederenadministratie van
Werden, Fulda en Corvey. Over het algemeen de hoogste kringen. Schenkingen
voornamelijk negende eeuw onder andere Folcward de Hriadi, SIric de Hrisinghem.
Liudalug en zijn broers Meginbraht (Bentum) en Hrother. Wimod. Baldric en Godescalc (Wilbrandaswic, Diele).
Gerbrun, Hildimod en Osgrim, Liudolf (Bentum), Raddag en Vulfhard (Bentum).
Een andere (?) Folchard of Folcbert, onder andere te Bentum.
Hij was vermoedelijk Immedinger, WIldeshausen/Widukind, zoon van Tiadric/Deddi
in Liesgau, zoons Maynwerc en Thiadric. Familielid Wihard te Bentum x Thiadhild
(hij weer genoemd met Irinbert te Pewsum-Immedinger-namen?). Familielid mogelijk
grootvader van Deddi was Albric (Oostergo ca. 775, 811?), zoon van Eiso, met
goederen in Federgo van de vader van zijn moeder Wilo. Wilgum. (Vgl. Aldward,
Reginsuit, Eisbern zv Altbern in Cuppargent/Federgo?)
In een eerdere generatie (graaf) Gerhard de Fresia te Pewsum
(Emsgo 825-42) (hier ook Wihard en Irnbert), Cobbo Cuppargent (Federgo),
I(n)golt de Fresia (Federgo VIII-817), eerder Goto (>Godschalk?), Wicing in
Hunsingo (825-42). Heren met wijdse betrekkingen.
Wihric, graaf te Rhede 822/36 (Bingum, Bentum) en zijn oom
Gerdag, broer? E(kbert?), familielid Thiadric. Thiodger, graaf te Haren/Ems en
bezit in Rhede en Kirchborgum (Boven-Emsgo? resp. Agrodingo).
Over het algemeen Hamelanders en Immingers, de laatste rond Wildeshausen.
Zo weten we van Fivelgo dat WIchman van Hameland… Immedingers, nakomelingen van
Waltbert im Graingau dan wel Deddi, schoonvader graaf Ekbert (…). Zoon Dirk
huwt vrouw van Fries-Deense afkomst, welke Friese familie?
Voorouders van Hamelanders misschien Broers Meginbraht en
Reginhart (Langen), Meginhard (Vellage), Meginheri (Jemgum), Waldger zoon van
Meginulf (Pogum), Meginward = Meinwerk (Westerwolde), Reginhard (grote
schenking Weener), Reginward (Helagonufliatun).
Volkwart – Immedinger, vgl. Sibod (Hrotheringtiochi),
Thiadric
Fridunasthorpe – Immedinger
prefect Gerbert en vader Reginbert, vgl. Reginhard in Langen,
Weener en Kirchborgum, immedinger Reginbern tegen vikingen
Hameland: Meginbraht te Langen, Megenham, Meginward in
Onstwedde
pipo
Grafelijk gezag. Diederik 782, ov. 783/84. Omstreeks 880
Eberhard (Saxo). Graven van Hamaland, dood Wichman na 973. Ardennengraaf.
tot c1020 Balderich, o.a. Drenthe, relaties naar Werl.
Emsgo voor 1031 Cobbo. Ehbr. 40
1031-38 Fivelgo Rudolf van Werl, Eemsgo één van zijn
verwanten.
1044/46 Fivelgo naar Godfried II met de baard van
Oberlotharingen, maar in opstand tegen de keizer; 1047/57-66 Bremen. Feitelijk
Ekbert van Braunschweig, voorvader Cobbo eerder. Egbert II verspeelt rechten
1089 door verzet tegen keizer (rijksban), sneuvelt 1090.
Eemsgo nog 1092 Werl, als Konrad gedood wordt door Morsati,
deel goederen misschien vererfd via diens moeder op Hendrik de Vette van
Northeim, gedood Staveren 1101 wegens claimen Brunswijkse erfenis, voogden
Corvey (sinds 1065). Daarna 1101 Calvelage, volgens Jackman directe erfgenamen
van Werl, zwagers van Northeim. Saksische adel tegen de salische keizers, itt
Zutphen?
Fivelgo c1090 Athalgar, 1107 aan Hendrik de oude van Zutphen
(via vrouw ook bezit Eemsgebied), keizersvriendelijk? De erfelijke lijn Otto
von Hammerstein ov. 1036, dochter xEzzoner Liudolf, kinderen graven van
Zutphen, familieleden Gottschalk die rechten in Eemsgo waarneemt maar door
Rudolf wordt vermoord, dan Otto de Rijke, voogd Corvey, ov. 1113, is de vader
van Hendrik. Corvey is daarmee in keizerskamp beland?
Voogdijschap Corvey via Oda van Zutphen (Fivelgo) ca. 1144-70
in handen van Ravensberg (Eemsgo, Westerwolde, Reiderland. De kustrepublieken
maken zich los van grafelijk gezag.
pipo grafelijke gezag in handen van calveslage.
De bisschop van Münster oefende overigens in Westerwolde en
het aangrenzende Eemsland wel degelijk het wereldlijke gezag uit, nadat hij
deze gebieden in 1252 uit de nalatenschap van de graven van
Calvelage-Ravensberg had verkregen.