De politieke geschiedenis van onze gemeente moet nog geschreven
worden. De dorpshistories besteden er betrekkelijk weinig aandacht aan. De
namen van bekende personen zijn vastgelegd in straatnaamborden, maar de
herinnering aan deze heren (en een enkele dame) vervaagt snel. In mijn oude
aantekeningen vond ik allerlei gegevens die hier maar eens op een rijtje heb
gezet. Het socialisme krijgt misschien wat veel aandacht: helaas had ik over de
overige stromingen minder genoteerd. Aanvullingen en verbeteringen zijn welkom.
De geschiedenis van de moderne politiek in onze regio
begon met de opkomst van het socialisme in het laatst van de negentiende eeuw.
De huidige gemeente Menterwolde bestond toen uit vier gemeenten: Noordbroek,
Zuidbroek, Muntendam en Meeden, die ieder hun eigen politieke kleur hadden.
Over het algemeen waren de boeren en enkele middenstanders de baas. Die stemden
liberaal en waren georganiseerd in kiesverenigingen. De meeste arbeiders hadden
nog geen stemrecht. Een deel van de boeren was conservatief, maar er waren ook
nogal wat vooruitstrevende of 'vrijzinnige' boeren en middenstanders. Enkele
daarvan waren aanhangers van de 'Volkspartij' van Derk Roelfs Mansholt, die
samen met de arbeiders naar verbetering van de schrijnende sociale
omstandigheden streefde. Vanuit Noordbroek werd een tijdlang het radicale
krantje 'Dollard en Omstreken' verspreid. Daarnaast bestond er in Zuidbroek en
Meeden een protestants-christelijke stroming.
De eerste afdeling van de Sociaal Democratische Bond
(SDB) werd in april 1889 opgericht in Noordbroek. Dit naar aanleiding van een
propagandatocht uit Sappemeer. Toen Domela Nieuwenhuis drie jaar later in
Noordbroek sprak, besloot de plaatselijke werkliedenvereniging 'Self Help' in
zijn geheel tot de SDB toe te treden. De boerendochter Jantje Muller-van Delden
herinnerde zich later:
Er trokken mensen door het
dorp met rode vaandels en de hele arbeidersbevolking volgde, getooid met rode
strikken, vlaggen en linten. Het was zondag, want staken was er toen nog niet
bij, omdat de arbeidersbevolking niet georganiseerd was. Het was een reuzen
optocht zoals ik dat als kind van vijf jaar ervoer. In de zaal van Schröder
volgde de éne spreker de andere op. Het was er eivol. Ze hingen zelfs uit de
ramen. ... Mijn moeder was nieuwsgierig en ging ook op de weg kijken. Ze
ontmoette een vrouw van Siddebuursterveen, ook helemaal versierd met rode
linten, die ze zelfs om haar benen had gebonden. Dit ontlokte mijn Moeder de
vraag: 'Loop ie ook mit rooie strikken om bainnen, Aaltje?' 'Joa man, ik dou
ook mit. Aalmoal mouten mitdoun!'
In de hongerwinter van 1892/93 stond
het Oldambt op de rand van een revolutie. Maar het liep allemaal met een sisser
af. De regering stuurde soldaten en liet in verschillende dorpen
marechaussee-kazernes bouwen. De pas opgerichte partijafdelingen in de vier
dorpen gingen al snel weer ter ziele. Tevergeefs staakten de landarbeiders van
Zuidbroek in maart 1893 om hoger loon. Bovendien ontstond er een tegenbeweging
van christelijke boeren en arbeiders, die vonden dat men er samen in onderling overleg
uit moest komen. In Zuidbroek en Meeden werden afdelingen van de christelijke
organisatie 'Patrimonium' opgericht onder het motto 'Bidt en Werkt'.
Slechts enkele arbeiders sloten zich
aan bij de nieuwe SDAP, die veel anderen te beschaafd en burgerlijk vonden. In
1897 werd de eerste socialist in de gemeenteraad van Zuidbroek gekozen. Dat
zorgde voor veel commotie. Burgemeester Talma Stheeman ergerde zich zo dat hij
uiteindelijk het dorp verliet. De aanhangers van de SDAP probeerden een strakke
strijdorganisatie op te bouwen, die de situatie van de arbeiders kon
verbeteren. De meeste arbeiders kozen echter voor het anarchisme of vrije
socialisme. Ze zetten al hun hoop op een revolutie. Maar in Meeden richtte de
vrije socialist Willem Luttje in 1901 een vakbond voor landarbeiders op die
door stakingen en onderhandelingen wist te bereiken dat de lonen verhoogd
werden. Ook onder de landarbeiders en bouwvakkers in Noordbroek en bij de
arbeiders op de aardappelmeelfabriek van Zuidbroek hadden de anarchisten nogal
wat aanhang. In Zuidbroek, Muntendam en Meeden werden bovendien christelijke
vakbonden voor landarbeiders opgericht.
Pas na 1910 groeide de steun voor de
SDAP en de 'moderne' vakbeweging. Allerlei beroepsgroepen organiseerden zich nu
in vakbondsafdelingen van het NVV, de voorloper van het FNV. In Zuidbroek
kregen de socialisten zelfs een eigen verenigingsgebouw 'Ons Gebouw' aan de
Heiligelaan, op de plaats van het huidige café De Koepel. Bij de eerste Tweede
Kamerverkiezingen met algemeen kiesrecht in november 1918 had de SDAP in drie
van de vier gemeenten een meerderheid: Muntendam 57%, Noordbroek 53%, Zuidbroek
52% en Meeden 32%. De aanhang van de anarchisten was nog steeds aanzienlijk.
Stemmen was verplicht, maar in Noord- en Zuidbroek verscheen maar liefst 17% en
21% van de kiezers niet op het stembureau.
In de gemeenteraden liep het echter
niet zo'n vaart. De verkiezingen van 1919 liepen uit op een teleurstelling voor
de SDAP. De liberale partijen Vrijheidsbond en Vrijzinnig Democratische Bond
(VDB) zorgden er samen met de christelijke partijen voor dat de socialisten
niet al te veel macht kregen. Bovendien deden allerlei plaatselijke lijsten van
middenstanders of voormalige anarchisten mee aan de verkiezingen. In 1923 en
1927 bijvoorbeeld de Volkspartij en de Neutrale Arbeiderspartij in Meeden, in
1931 de Arbeiderspartij en Algemeen Belang in Zuidbroek. Helemaal chaotisch was
de situatie in Noordbroek. In 1919 behaalde de SDAP nog drie zetels, maar de
aanhang smolt als sneeuw voor de zon weg na een teleurstellend verlopen
landarbeidersstaking. De erfenis van het anarchisme bleef de socialisten parten
spelen. Ze kozen daarom voor een hele andere strategie en gingen de
verkiezingen in onder de naam Algemene Volkspartij. Dat lukte wonderwel. Al in
1923 had de nieuwe partij met vier zetels de absolute meerderheid. Raadsleden
werden Sientjo van der Veen, Jan Taaij, voormalig vakbondsman Kornelis Buurke
en P. ter Laan. De boerenoppositie bestond uit de Plattelandspartij van J.
Doornbos en E. Tonkens, terwijl de kleine burgerij op de vrijzinnig-democraat
J. Eendhuizen had gestemd. In 1931 werd bovendien T. Wolthuis van de
Arbeiderspartij verkozen, die samen met een van de overige volkspartij-mannen
wethouder werd.
Tijdens de crisisjaren groeide de
onvrede over de SDAP. Toen de partij in Noordbroek in 1939 weer meedeed aan de
verkiezingen, kreeg zij niet meer dan twee zetels (Korn. Kruijer en E.J.
Sligter). De Volkspartij en de Vrijzinnig Democraten moesten het ieder met één
zetel doen, terwijl Gemeentebelangen maar liefst drie zetels in de wacht
sleepte. Veel stemmen gingen verloren aan drie radicale partijtjes die
tevergeefs aan de verkiezingen deelnamen: de Landarbeiderspartij van Mozes Wolf
jr., de Nieuwe Arbeiderspartij van E. Wieringa jr. en de Revolutionair
Socialistische Arbeiders Partij van T. Wolthuis.
In Muntendam verloor de SDAP in 1939
zijn meerderheid van zeven zetels, doordat de communisten twee zetels in de
wacht sleepte. Twee zetels gingen naar Gemeentebelangen, twee zetels naar de
vooruitstrevende Christelijk Democratische Unie (CDU). Die laatste partij kreeg
vooral stemmen van hervormden, gereformeerden en baptisten die ontevreden waren
over het conservatieve beleid van minister-president Colijn. Ook in Meeden had
de CDU een flinke aanhang. Hier zakte de SDAP terug van drie naar twee zetels,
de rest ging naar de liberalen en de christelijke partijen. In Zuidbroek bleef
de SDAP met drie van de zeven zetels de grootste partij. Overigens had ook de
NSB nogal wat aanhang in Muntendam en Meeden.
De 'doorbraak' van 1946 was geen
onverdeeld succes voor de nieuw gevormde PvdA. Die was ontstaan als fusie
tussen SDAP, VDB en CDU. Veel ontevreden arbeiders stemden echter op de
communistische partij, die in alle vier dorpen in de raad kwam. Later viel de
aanhang voor de CPN weer weg ten gevolge van de Koude Oorlog. De ex-communist
Wieringa uit Noordbroek werd bijvoorbeeld in 1958 verkozen onder het
vooroorlogse vaandel van de Arbeiderspartij. Zijn aanhang ging later over naar
de PSP, een linkse afsplitsing van de PvdA. De PvdA kwam in Noordbroek nooit
verder dan drie van de zeven zetels, de VVD had er steeds twee of drie. Beide
groeperingen leverden een wethouder.
Ook in Zuidbroek kwam de PvdA, die
onder leiding stond van Pieter Kuiters, niet verder dan drie van de zeven
zetels, twee of drie zetels gingen naar Gemeentebelangen en één naar de ARP.
PvdA en Gemeentebelangen leverden ieder een wethouder. In 1962 kreeg de PvdA
tijdelijk de meerderheid, waarna ze met de protestants-christelijken in zee
gingen. Maar in de nieuwe gemeente Oosterbroek (gevormd in 1966) had de PvdA
slechts vijf van de elf zetels. De VVD met twee zetels leverde voortaan een
wethouder, in 1970 ingeruild voor de PSP: boderijder H. Bos werd een van de
weinige PSP-wethouders van Nederland. In 1978 verdween de PSP en behaalde de
PvdA tijdelijk een meerderheid. Vier jaar later koos men toch maar weer voor
samenwerking met de VVD.
In Meeden had de doorbraak het
meeste succes. De PvdA balanceerde jarenlang op het randje de meerderheid. In
1958 kreeg de partij voor het eerst vier van de zeven zetels, definitief in
1974. Sinds 1949 koos de PvdA consequent voor samenwerking met de ARP, die twee
zetels had en één wethouder leverde. De overige zetels gingen naar Gemeentebelangen.
Muntendam kende de meest turbulente
ontwikkeling. Lange tijd had de PvdA hier een comfortabele meerderheid van zes
van de elf zetels. De partij leverde tot 1958 beide wethouders. Daarnaast had
de CPN een of twee zetels. De rest ging naar plaatselijke lijsten, waarin
liberalen en christelijken samenwerkten. In 1958 barste echter de bom, toen de
wethouders en raadsleden in conflict kwamen met de burgemeester. De landelijke
partij koos de kant van het hoogste gezag: bij de volgende verkiezingen moesten
de zittende wethouders J. Loots en A. Holtjer plaats maken voor hun jongere
fractiegenoten O. van der Wijk en J. Groenewoud. De oudgedienden pikten dit
niet en lieten zich met steun van de andere partijen (waaronder de CPN) alsnog
tot wethouder kiezen. Beiden werden vervolgens door de landelijke partij
geroyeerd en namen in 1966 deel aan de verkiezingen met een onafhankelijke
lijst. Ook de CPN boekte winst, waardoor de PvdA haar meerderheid verloor en
tijdelijk steun moest zoeken bij de communisten. Ernstiger was de crisis in
1982. Een groep ontevredenen onder leiding van Frits Muurman maakte zich los
van de PvdA en ging onder de naam Sociaal-Democraten Muntendam de verkiezingen
in. Ook de CPN onder Daan Grofsmid won een derde zetel, waarna beide
groeperingen samen een college vormden.
De gemeentelijke herindeling van
1990 heeft tot dusverre geen grote veranderingen laten zien. In de drie oude
gemeenteraden hadden de PvdA 16 zetels (59%), Gemeentebelangen vier zetels (15%)
CDA en CPN ieder drie zetels (11%) en PSP 1 zetel (4%). In de gemeenteraad van
Menterwolde had de PvdA 9 zetels (60%), VVD-Algemeen Belang, CDA en Groen Links
ieder twee zetels (13%). In 1994 verloor de PvdA in het voetspoor van de
WAO-crisis twee zetels aan D'66 en SP. In 1998 wonnen PvdA en SP weer een
zetel, terwijl Groen Links er een verloor en D'66 van het toneel verdween. In
2002 won de VVD, terwijl de SP er weer een verloor. In het college van B&W
werkten twee PvdA-wethouders samen met één CDA-er, sinds 1998 met een VVD
collega en sinds 2002 met een wethouder van Groen Links.
Otto S.
Knottnerus
©Historische
Kring Menterwolde 2001/03
ARP Anti-Revolutionaire Partij
CDA Christen-Democratisch Appèl
CDU Christelijk-Democratische Unie
CHU Christelijk-Historische Unie
CPN Communistische Partij Nederland
NSB Nationaal-Socialistische Beweging
PSP Pacifistisch Socialistische Partij
PvdA Partij van de Arbeid
SDAP Sociaal-Democratische Arbeiderspartij
SDB Sociaal Democratische Bond
SP Socialistische Partij
VDB Vrijzinnig Democratische Bond
VVD Volkspartij voor Vrijheid en Democratie