10. Verkavelingspatronen (oostelijke boezem)

Finsterwolde. 58

Drieborg. 59

Nieuw-Beerta. 59

Beerta. 59

Winschoten. 60

Blijham. 61

Vriescheloo. 61

Bellingwolde  61

Nieuweschans 62

Bunde. 62

Bunderhammrich. 62

Ditzumerhammrich  62

Conclusie  62

 

10.1. Finsterwolde

Verder naar het oosten schijnt men bij de ontginning te zijn uitgegaan van de oevers van het grensriviertje de Tjamme. pipo Dit gebeurde met name bij de vroegere dorpen Oost-Finsterwolde (Veenhuizen), Torpsen (Egyptische Dijk), Megenham (westelijke hoek Stadspolder) en Wynedaham (ten oosten van Drieborg).[1] Ekamp was toen nog grotendeels overdekt met veen; deze glaciale opduiking (voor het eerst genoemd in 1554) werd vermoedelijk pas in de vijftiende of zestiende eeuw in cultuur gebracht. lijkt

De ligging van Megenham valt vermoedelijk samen met de perceelsnamen Grote Binnen Ham, Grote en Kleine Ham in de omgeving Kostverloren (Atlas der Stadslanden). De landerijen van Wynedaham zijn ten dele bedijkt in 1657. Een verhoogd eiland aan weerszijden van de dijk van 1657 zal de lokatie van dit dorp markeren. Binnendijks lagen twee heerden land van de Beertster pastorie die de Looten of Loeten werd genoemd.

Een uitzondering op dit patroon vormt het buurtschap Ganzedijk (vermoedelijk afgeleid van *Garstdijk), dat eerder vanuit het noorden lijkt te zijn ontgonnen. Hier stond vermoedelijk ook de eerste kerk van het dorp West-Finsterwolde. In 1826 vond men aan de Ganzedijk het fundament van een dertiende-eeuwse kruiskerk met een vrijstaande toren. De stenen werden in 1844 uitge­graven en kapotgeslagen tot wegverharding. Wellicht lag het dorp aanvankelijk aan de oevers van Fiemel Ae of aan de Tjamme, die hier met een grote bocht in de Reider Ee uitmondde. De naam Finsterwolde duidt  blijkbaar op deze noordelijke ligging: de naam moet wellicht verklaard worden als ‘noorder­wold’ (vinser = links). Edelman veronderstelt daarentegen dat Finsterwolde oorspron­kelijk als dochternederzetting van Fiemel is ontstaan (dan wellicht *Fimil-endse-wald = het wold van de mannen van het dorp Fiemel?). Dat duidt eveneens op een noordelijke ligging.

Het tweelingdorp Oost-Finsterwolde oftewel Veenhuizen zal dan pas later zijn ontstaan, toen men de oorspronkelijke nederzetting naar het oosten uitbreidde. Net als in Scheemda heeft men de eerste kerk van Finsterwolde al snel vervangen: het huidige kerkgebouw dateert uit de tweede helft van de dertiende eeuw. Het was een oorspronkelijk aanzienlijke kruiskerk met een vrij­staande toren, waarin nog aan het begin van de zestiende eeuw vier klokken hingen. De grondsla­gen van de St. Nicolaaskerk van Oost-Finsterwolde heeft men eveneens in het begin van de negentiende eeuw bij Veenhuizen gevonden.

“Verder noordwaarts bij Wijnedaham was die rivier ook wel de gren tusschen die twee landen, maar niet meer tusschen de beide stichten”(Beekman 65f)

Megenham naam Wyndeaham torpsen Terug

10.2. Beerta, Nieuw-Beerta, Drieborg

Voor het gebied rond Beerta lijken de eerdergenoemde verdragen van 1391 en 1420 veel verwar­ring te stichten. We krijgen echter de indruk dat het tweede document ook hier de situatie beter weergeeft dan het eerste. De Tjamme liep volgens deze weergave door de natuurlijke laagte ten westen van Beerta (dat blijkbaar al op zijn huidige plek lag), aan de zuidoostkant van Oost-Finsterwolde (Veenhuizen) en midden door het buurtschap Torpsen, dat zijn land in verschillende kerspelen aan weerszijden van de Tjamme had liggen, zoals ook uit de verkaveling blijkt. Vervol­gens liep de Tjamme tussen Megenham en Wynedaham door naar het noordwesten, om daarna met een grote bocht naar het oosten weer uit te komen in de Reider Ee bij het steenhuis van de machtige edelman Tydde Wynnelde te Wynedaham (die men later het ontstaan van de Dollard in de schoenen schoof). Verderop langs de Aa lagen de beide kerkdorpen Ut- en Upreiderwolde.

In deze omgeving zullen we misschien ook de buurtschappen Meerhuizen en Ockeweer mogen zoeken. Op een gedrukte kaart uit 1579 vinden we hier tenminste het eiland Merchuse, terwijl de plek van de voormalige Uikeplaat mogelijk aangeeft waar Ockeweer heeft gelegen. Tenslotte vinden we bij Drieborg nog het toponiem Stocksterhorn, dat echter geen verband  zal houden met het verdronken kerkdorp Astock, dat we bij benadering in de westelijke Dollardboezem hebben gelokaliseerd. pipo exterhuis

e naam Stocksterhorn zal hier zijn gebruikt in de betekenis van ‘vooruitstekende landpunt’

Eigenaardig is overigens wel dat Megenham en Wynedaham uitdrukkelijk bij het bisdom Münster werden gerekend. Daaruit moeten we welhaast de conclusie trekken dat de Tjamme niet over zijn hele lengte als grenssloot fungeerde. Blijkbaar vormden Beerta en Ulsda de noordelijkste kerspelen van het bisdom Osnabrück.[2] Een dwarssloot tussen de Tjamme en de Aa (bij Beertsterhoogen) moet hier dan hebben gefungeerd als de grens die beide bisdommen van elkaar scheidde. De afwijkende verkaveling wijst er bovendien op dat Nieuw-Beerta, in tegenstelling tot Beerta, vanaf de Westerwoldsche Aa in cultuur is gebracht. Of er daarbij sprake was van een afzonderlijk kerspel, weten we niet. Ten noorden van het dorp werden echter in de negentiende eeuw bij het egaliseren van een wierde de grondslagen van een (vermoedelijk romaans) zaalkerkje met een grafveld blootgelegd. Ook bevond zich hier een rij huispodesten, waarvan enkele tot in de negentiende eeuw werden bewoond. Misschien betreft dit het verdronken kerkdorp Howengahoff of Houinga gast, dat eveneens tot het bisdom Münster werd gerekend. In het buurtschap Beertster­hoogen (soms als Beertsterhoven gespeld) vinden we hier de oude boerderijnaam Hamsterhof. Misschien bestond er ook wel een samenhang met Houwingaham, direct aan de overzijde van de Aa.[3] pipo  hier zand! Pastorieland op de Looten

Houwinge>Hogum; kloostergare

wynham, houwingaham, wyndedaham, blijham.

Pauwinga>Pogum

Ds. H. van Berkum bericht dat men bij het slechten van een wierde “de overblijfselen van eene begraafplaats, ijzer van doodskisten, een steenen doodskist zelfs, schedels“ heeft gevonden. Bij nader onderzoek ontdekte men de fundamenten van een kapel, waarbij de grondslagen waren gelegd “op lange palen of balken, die dicht aan één, horizontaal gelegd waren, op den veenachtigen grond”. Verschillende auteurs hebben overigens op grond van een zeventiende-eeuwse kaart gemeend dat Hamsterhof bij Drieborg lag.

Het eigenlijke dorp Beerta lijkt tenslotte vanaf de keileemrug, waarop het dorp nu nog ligt, in cultuur te zijn gebracht. Dat plaatst dit dorp op een rij met Midwolda, Oostwold en een deel van Finsterwolde. Terug

10.3. Winschoten

In Winschoten lijkt de oudste ontginningslijn van het klooster Heiligerlee via de Oude Werf tot het Oostereinde te hebben gelopen. Later wegens waterovwerlast naar bovenburen.

Corvey

pipo , terwijl het Zuiderveen een tweede ontginningslijn vormde die mogelijk samenviel met de verdwenen kerspel St. Vitusholt of Winsewida, waarvan de kerk in 1543 is afgebroken. De parochie Winschoten Westerkercke wordt nog in 1561 genoemd.[4] pipo fout Wellicht was er nog een derde ontginnings­lijn vanaf de oevers van Rensel en Pekel-Aa (Kloostergare, Noorder en Zuider Wuppen). De zaalkerk uit de tweede helft van de dertiende eeuw ligt weliswaar in het verlengde van de eerste ontgin­ningslijn. De huidige stadskern vormde echter een afzonder­lijke dorp, dat in 1544 werd aangeduid als het ronde Loegh. Naam zal ontleend zijn aan feit dat ontginning als halve cirkel om het dorp heen lag. pipo De Garst was blijkbaar het oudste akkerland van deze nederzetting, die vermoede­lijk al uit de elfde of twaalfde eeuw dateerde. De naam Wynschote duidt waarschijnlijk op deze hoge ligging: *Wine-scota betekent dan “een hoge hoek land (uitspringend in het lagere land), bewoond door een zekere Wine (dan wel Wining of Wago)”. Wellicht is er een samenhang met de hoofdelingenfamilie Wynnelde of Wyneda, die tevens zijn naam gaf aan het bovengenoemde dorp Wynedaham. Minder voor de hand liggend is daarentegen de alternatieve verklaring *Windes-kote (= keuterboerderij van Windo).[5] pipoTerug

10.4. Blijham

De Heemen (1828)

Blijham (voor het eerst genoemd in 1478) zou volgens sommige berichten verder naar het noorden hebben gelegen. De verkaveling neemt hier zijn aanvang aan de oevers van Rensel en Pekel Aa. Vanwege de wateroverlast hebben de bewoners het hoogveen opgezocht. Bewijzen hiervoor ontbreken echter. De naam Blijham (blij = met slijk bedekt buitendijks land, moddervlakte) dateert uit de tijd van de Dollardoverstromingen, zodat het oorspronkelijke dorp een andere naam moet hebben gehad. Het buurtschapje rond de kerk stond in de zeventiende eeuw bekend als Voorwolt, waarmee de ligging aan de rand van het veen benadrukt wordt. In de Molenhorn of het Winsel schijnen de meeste huizen inderdaad hogerop hebben gestaan, totdat men in de loop van de zeventiende eeuw weer dichter bij de zeekant durfde te bouwen. Mogelijk is Winsel (wellicht *Winense-lô = ‘t hout van Wine’s mannen) tevens de oorspronkelijke naam van Blijham.[6]

Op de Heemen lag vermoedelijk het in 1498 genoemde steenhuis van Blijham. Deze plek stond nog aan het einde van de zestiende eeuw bekend als Pijlsheerdt of Pielszheem (pisel = deftige kamer). piopio eigendom van kerk van Winschoten… De afwijkende verkaveling rond enkele voornalige rivierduinen en bewoningssporen op de zgn. Udengast doen bovendien vermoeden dat zich in het Oosteinde nog een afzonderlijke nederzetting bevond. Misschien was dit het buurtschap Ooster Blyham, dat in de Prophecye van Jarfke wordt genoemd. Terug

pipo kloosterland

10.5. Bellingwolde en Vriescheloo

De oudste sporen van Bellingwolde (= ’t wold van Baldo’s mannen) zullen we op de nabijgelegen Nieuwe Landen en rond de Graast mogen verwachten. Oorspronkelijk waren dit de oevers van de Westerwoldsche Aa. Maar al vrij snel zal men het dorp verder naar het oosten hebben verplaatst. Archeologische bewijzen voor deze stelling zijn er niet. De onregelmatige knikken in de opstrek­kende verkaveling lijken bovendien niet het gevolg van een dergelijk migratiepatron te zijn. De Aa kreeg hier zijn huidige loop eerst in de zestiende eeuw, zodat we wel moeten veronderstellen dat de huidige verkavelingsstructuur uit deze periode dateert.

Ook is nog niet verklaard waarom Bellingwolde en Den Ham tot het bisdom Osnabrück behoorden, in tegenstelling tot het aangrenzende dorp Houwingaham (Hamdijk). Mogelijk was hier sprake van een gegraven grenssloot die in de Aa uitmondde.[7] De kerk van Bellingwolde was gewijd aan de heilige Magnus die men ook vereerde in Corvey. Het gebouw werd in 1527 grondig vernieuwd, maar dateert volgens Molema al uit de twaalfde eeuw.

Bij Vriescheloo zullen we — als de vermoedens van Groenendijk kloppen — de eerste nederzetting ten westen van de Aa rond de opduikingen van Lutjeloo moeten zoeken. Ook hier zou de eerste kerk al uit de twaalfde eeuw dateren. Het dorp is in de veer­tiende en vijftiende eeuw vanwege toenemende wateroverlast gefaseerd naar het oosten opge­schoven. Terug

10.6. Nieuweschans en Bunde

In de omgeving van Nieuweschans begonnen de ontginningsactiviteiten kennelijk aan de oevers van de Reider Ee. Hier zullen we het verdronken dorp Dune Lee (verbasterd tot Donellen) moeten zoeken. De naam suggereert een verband met het grensriviertje de Lethe (in de betekenis van rivierduin aan de Lethe) en de vóór 1319 gestichte Johannietercommanderij Dünebroek (= broek­land bij de duinen). De laatste restanten van het zogenaamde Lietsland langs de Aa werden in 1605 bedijkt. In het directe achterland lagen verder het kerkdorp Wymeer en het gehucht  Boen, dat aanvankelijk Broek of Leebrouck (= broekland van de Lethe) werd genoemd. Hier zijn enkele aardewerkvondsten uit de vroege middeleeuwen gedaan. Bij Bunde lag eveneens een nederzetting langs de Aa, die als Bonewerda (= Boener-eiland) in kerkelijke registers voorkomt. Dit blijkbaar ter onderschei­ding van Hoghebunde of Bundewida (= Bunder-wold). Honderd jaar later resteerde hiervan nog slechts het eilandje Bundergaarde of Jarde.[8] Terug

10.7. Bunder- en Ditzumerhammrich

Verder naar het noorden herinneren namen als Reiderhammrich, Wynhamster Landen en Reider Kolk (bij Bunde) aan landerijen die zich vroeger tot in de Dollard uitstrekten. Weliswaar was er volgens sommige bronnen sprake van twee verschillende dorpen Winneham en Wymelda ham, maar dat beide niet zouden samenhangen, is ronduit onwaarschijnlijk. Vermoedelijk ging het — net als in de westelijke Dollardboezem — om kerspelen die zich aan beide zijden van rivier uitstrekten. Een dergelijke veronderstelling hebben we hierboven al bij Houwingaham uitgesproken. Het oorspron­kelijke dorp Wynedaham is dan wellicht naar de omgeving van Drieborg verplaatst. Een zelfde samenhang is te verwachten tussen Reiderhammrich en Reiderwolde. Garmede (Medum) en Uther Beerte (Oosterbeerte) betroffen wellicht afgelegen buurtschappen dat die een spits toelopende hoek (gare) tussen de overige vorige dorpen in lagen. Beide lagen vermoedelijk in de omgeving van de Oost-Friesche plaat en de Maanplaat, die zijn naam wellicht aan Garmede te danken had (*gaermaden > *maân).Terug

10.8. Conclusie

Ook in de oostelijke Dollardboezem lijken — als onze werkhypothese klopt — de eerste systemati­sche ontginningsactiviteiten uit het noorden te zijn gekomen. Mogelijk trad hier hetzelfde effect op dat we al uit de westelijke boezem kennen, namelijk het verlaten van de oorspronkelijke nederzettingen ten gunste van nieuwe dorpen verder landinwaarts. Dat zou met name bij Reider­wolde, Wynedaham, Houwingaham en Finsterwolde het geval kunnen zijn. De eerste twee worden rond het jaar 1000 genoemd. Beerta, Winschoten, Bunde en wellicht ook Bellingwolde lagen echter al vanaf het begin op een pleistocene opduiking. De ligging van het zuidelijke Reiderland achter een uitgestrekt hoogveengebied doet bovendien vermoeden dat dit gebied aanvankelijk vrij geïsoleerd ten opzichte van de eigenlijke kuststreek lag. De toedeling van dit gebied aan het bisdom Osna­brück is wellicht het gevolg van de enkele verspreide bezittingen die de rijksabdij Corvey hier in 834 verkreeg. Daarbij zullen we vooral aan Ulsda en aan de omgeving van Westerlee moeten denken

beide een belangrijke handelsroutes naar de kust markeerden

dankzij schenking door lodewijk de vrome

De toedeling van dit grotendeels onbewoonde gebied aan het bisdom Osnabrück rond het jaar 800 is wellicht het gevolg van een schenking

De kolonisten die zich op natuurlijke opduikingen en rivierduinen vestigden, zullen hier al kort na de toedeling van dit gebied aan het bisdom Osnabrück in de negende eeuw zijn aangekomen. Zij zullen er ook verantwoordelijk voor zijn geweest dat het stroomgebied van de Aa ten noorden van Wedde voortaan bij het Reiderland ging horen.

Fiemel?

 

 

 

Reiderwolde?

“Wynham”

Ulsda

 

 

Bunde

Ô

 

 

 

Ô

Ô

Ô

Ø

 

Ô

Oud-Finsterwolde

 

 

 

Megenham

Wynedaham

Beerta

 

Den Ham

“Jarde”

Ô

Ø

 

 

Ô

Ô

Ô

 

 

Ô

West-Finsterwolde

 

Oost-Finsterwolde

Ñ

Torpsen

Beertsterhamrik

Bovenburen

 

Bellingwolde

Wymeer

 

 

 

 

 

Ô

Ô

 

Ô

 

 

 

 

 

 

Houwingaham

Zuiderveen

 

Vriescheloo

 

 

 

 

 

 

 

Ô

Ø

 

 

 

 

 

 

 

 

Westeind

 

Blijham

 

 

Terug naar de inhoudsopgave

 

 

Noten hoofdstuk 10



[1]De ligging van Megenham valt vermoedelijk samen met de perceelsnamen Grote Binnen Ham, Grote en Kleine Ham in de omgeving Kostverloren (Atlas der Stadslanden). De landerijen van Wynedaham zijn ten dele bedijkt in 1657. Een verhoogd eiland aan weerszijden van de dijk van 1657 zal de lokatie van dit dorp markeren. Binnendijks lagen twee heerden land van de Beertster pastorie die de Looten of Loeten werd genoemd.

[2]Weinig elegant is de oplossing van Siemens (1974), die de bestaande inconsistenties oplost door te veronderstellen dat de Münsterse parochielijst ook verdronken dorpen in het bisdom Osnabrück bevat. Een handschrift uit 1620 rekent Megenham (Megham) bij het Ulsder Vijfdedeel. De auteur maakt echter wel meer fouten, zo rekent hij ook Tijsweer bij het Reiderland.

[3]Ds. H. van Berkum bericht dat men bij het slechten van een wierde “de overblijfselen van eene begraafplaats, ijzer van doodskisten, een steenen doodskist zelfs, schedels“ heeft gevonden. Bij nader onderzoek ontdekte men de fundamenten van een kapel, waarbij de grondslagen waren gelegd “op lange palen of balken, die dicht aan één, horizontaal gelegd waren, op den veenachtigen grond”. Verschillende auteurs hebben overigens op grond van een zeventiende-eeuwse kaart gemeend dat Hamsterhof bij Drieborg lag.

[4]In 1432 kopen Tamme Hudepoel en Johan Reghawert Johans sone, vermoedelijk een koopman uit Uphusen bij Emden, een stuk land in het kerspel Westerkerken in Westerwolde, dat oorspronkelijk tot de bezittingen van het bisdom Münster behoorde. Wellicht gaat het hier om bezittingen in Sint Vitusholt.

[5]De etymologie gaat wellicht uit van *Winingi-kote > *Winen(d)se-kote > Wynschote (= keuterboerderij van Wine’s mannen). Zo ook *Winingi-widu > Wines-wida > *Wines-holt > (Vitus)holt en *Winingi-ham > *Winen(d)se-ham > Wynedaham. Zie echter hieronder bij Blijham.

[6]Het klooster Heiligerlee zou tussen Winsewida en Westerlee hebben gelegen: misschien moeten we hierbij niet aan St. Vitusholt, maar aan ‘t Winsel te Blijham denken: *Winingi-lô > *Winen(d)se-lô > Winsel (= ‘t hout van Wine’s mannen). De perceelsnaam in den Vorwolt vinden we ook onder Winschoten, waar Egge Addinga in 1470 een perceel hooiland gebruikte, waarop de stad Groningen rechten liet gelden.

[7]Homeier (1977) neemt aan ook dat Den Ham onder het bisdom Münster viel. Siemens (1974) voert echter stukken aan, waaruit blijkt dat Hamdijk (Houwingaham) nog in 1636 aan de zuidkant werd begrensd door de Crodt- of Gaersloot. Deze sloot vormde de afscheiding met Den Ham oftewel Bellingwoldsterham. Meer naar het noorden werd de bisdomsgrens wellicht gevormd door het Kakomaar (1493) dat de opstrekkende heerden van Houwingaham begrensde. Mogelijk heeft het buurtschap Koudehoek hieraan zijn naam te danken.

[8]De naam Bundergaarde of Jarde zou wellicht ook verklaard kunnen worden als *Gar-wida (= het spits toelopende wold), vergelijkbaar met het nabijgelegen Garmede.