Beerta |
Verder
naar het oosten schijnt men bij de ontginning te zijn uitgegaan van de oevers van
het grensriviertje de Tjamme. pipo Dit gebeurde met name bij de vroegere dorpen
Oost-Finsterwolde (Veenhuizen), Torpsen (Egyptische Dijk), Megenham (westelijke
hoek Stadspolder) en Wynedaham (ten oosten van Drieborg).[1] Ekamp was toen nog
grotendeels overdekt met veen; deze glaciale opduiking (voor het eerst genoemd
in 1554) werd vermoedelijk pas in de vijftiende of zestiende eeuw in cultuur
gebracht. lijkt
De ligging van Megenham
valt vermoedelijk samen met de perceelsnamen Grote Binnen Ham, Grote en Kleine
Ham in de omgeving Kostverloren (Atlas der Stadslanden). De landerijen van
Wynedaham zijn ten dele bedijkt in 1657. Een verhoogd eiland aan weerszijden
van de dijk van 1657 zal de lokatie van dit dorp markeren. Binnendijks lagen
twee heerden land van de Beertster pastorie die de Looten of Loeten werd
genoemd.
Een
uitzondering op dit patroon vormt het buurtschap Ganzedijk (vermoedelijk
afgeleid van *Garstdijk), dat eerder vanuit het noorden lijkt te zijn
ontgonnen. Hier stond vermoedelijk ook de eerste kerk van het dorp
West-Finsterwolde. In 1826 vond men aan de Ganzedijk het fundament van een
dertiende-eeuwse kruiskerk met een vrijstaande toren. De stenen werden in 1844
uitgegraven en kapotgeslagen tot wegverharding. Wellicht lag het dorp
aanvankelijk aan de oevers van Fiemel Ae of aan de Tjamme, die hier met een
grote bocht in de Reider Ee uitmondde. De naam Finsterwolde duidt blijkbaar op deze noordelijke ligging: de
naam moet wellicht verklaard worden als ‘noorderwold’ (vinser = links).
Edelman veronderstelt daarentegen dat Finsterwolde oorspronkelijk als
dochternederzetting van Fiemel is ontstaan (dan wellicht *Fimil-endse-wald
= het wold van de mannen van het dorp Fiemel?). Dat duidt eveneens op een
noordelijke ligging.
Het
tweelingdorp Oost-Finsterwolde oftewel Veenhuizen zal dan pas later zijn
ontstaan, toen men de oorspronkelijke nederzetting naar het oosten uitbreidde.
Net als in Scheemda heeft men de eerste kerk van Finsterwolde al snel
vervangen: het huidige kerkgebouw dateert uit de tweede helft van de dertiende
eeuw. Het was een oorspronkelijk aanzienlijke kruiskerk met een vrijstaande
toren, waarin nog aan het begin van de zestiende eeuw vier klokken hingen. De
grondslagen van de St. Nicolaaskerk van Oost-Finsterwolde heeft men eveneens in
het begin van de negentiende eeuw bij Veenhuizen gevonden.
“Verder
noordwaarts bij Wijnedaham was die rivier ook wel de gren tusschen die twee
landen, maar niet meer tusschen de beide stichten”(Beekman 65f)
Megenham
naam Wyndeaham torpsen Terug
Voor
het gebied rond Beerta lijken de eerdergenoemde verdragen van 1391 en 1420 veel
verwarring te stichten. We krijgen echter de indruk dat het tweede document
ook hier de situatie beter weergeeft dan het eerste. De Tjamme liep volgens
deze weergave door de natuurlijke laagte ten westen van Beerta (dat blijkbaar
al op zijn huidige plek lag), aan de zuidoostkant van Oost-Finsterwolde
(Veenhuizen) en midden door het buurtschap Torpsen, dat zijn land in
verschillende kerspelen aan weerszijden van de Tjamme had liggen, zoals ook uit
de verkaveling blijkt. Vervolgens liep de Tjamme tussen Megenham en Wynedaham
door naar het noordwesten, om daarna met een grote bocht naar het oosten weer
uit te komen in de Reider Ee bij het steenhuis van de machtige edelman Tydde
Wynnelde te Wynedaham (die men later het ontstaan van de Dollard in de schoenen
schoof). Verderop langs de Aa lagen de beide kerkdorpen Ut- en Upreiderwolde.
In deze
omgeving zullen we misschien ook de buurtschappen Meerhuizen en Ockeweer mogen
zoeken. Op een gedrukte kaart uit 1579 vinden we hier tenminste het eiland
Merchuse, terwijl de plek van de voormalige Uikeplaat mogelijk aangeeft waar
Ockeweer heeft gelegen. Tenslotte vinden we bij Drieborg nog het toponiem
Stocksterhorn, dat echter geen verband
zal houden met het verdronken kerkdorp Astock, dat we bij benadering in
de westelijke Dollardboezem hebben gelokaliseerd. pipo exterhuis
e naam Stocksterhorn zal hier zijn gebruikt in de betekenis van
‘vooruitstekende landpunt’
Eigenaardig
is overigens wel dat Megenham en Wynedaham uitdrukkelijk bij het bisdom Münster
werden gerekend. Daaruit moeten we welhaast de conclusie trekken dat de Tjamme
niet over zijn hele lengte als grenssloot fungeerde. Blijkbaar vormden Beerta
en Ulsda de noordelijkste kerspelen van het bisdom Osnabrück.[2] Een
dwarssloot tussen de Tjamme en de Aa (bij Beertsterhoogen) moet hier dan hebben
gefungeerd als de grens die beide bisdommen van elkaar scheidde. De afwijkende
verkaveling wijst er bovendien op dat Nieuw-Beerta, in tegenstelling tot
Beerta, vanaf de Westerwoldsche Aa in cultuur is gebracht. Of er daarbij sprake
was van een afzonderlijk kerspel, weten we niet. Ten noorden van het dorp
werden echter in de negentiende eeuw bij het egaliseren van een wierde de
grondslagen van een (vermoedelijk romaans) zaalkerkje met een grafveld
blootgelegd. Ook bevond zich hier een rij huispodesten, waarvan enkele tot in
de negentiende eeuw werden bewoond. Misschien betreft dit het verdronken
kerkdorp Howengahoff of Houinga gast, dat eveneens tot het bisdom Münster werd
gerekend. In het buurtschap Beertsterhoogen (soms als Beertsterhoven gespeld)
vinden we hier de oude boerderijnaam Hamsterhof. Misschien bestond er ook wel
een samenhang met Houwingaham, direct aan de overzijde van de Aa.[3] pipo hier zand! Pastorieland op de Looten
Houwinge>Hogum;
kloostergare
wynham,
houwingaham, wyndedaham, blijham.
Pauwinga>Pogum
Ds. H. van Berkum
bericht dat men bij het slechten van een wierde “de overblijfselen van eene
begraafplaats, ijzer van doodskisten, een steenen doodskist zelfs, schedels“
heeft gevonden. Bij nader onderzoek ontdekte men de fundamenten van een kapel,
waarbij de grondslagen waren gelegd “op lange palen of balken, die dicht aan
één, horizontaal gelegd waren, op den veenachtigen grond”. Verschillende
auteurs hebben overigens op grond van een zeventiende-eeuwse kaart gemeend dat
Hamsterhof bij Drieborg lag.
Het
eigenlijke dorp Beerta lijkt tenslotte vanaf de keileemrug, waarop het dorp nu
nog ligt, in cultuur te zijn gebracht. Dat plaatst dit dorp op een rij met
Midwolda, Oostwold en een deel van Finsterwolde. Terug
In
Winschoten lijkt de oudste ontginningslijn van het klooster Heiligerlee via de
Oude Werf tot het Oostereinde te hebben gelopen. Later wegens waterovwerlast
naar bovenburen.
Corvey
pipo ,
terwijl het Zuiderveen een tweede ontginningslijn vormde die mogelijk samenviel
met de verdwenen kerspel St. Vitusholt of Winsewida, waarvan de kerk in
1543 is afgebroken. De parochie Winschoten Westerkercke wordt nog in 1561
genoemd.[4] pipo
fout Wellicht was er nog een derde ontginningslijn vanaf de oevers van Rensel
en Pekel-Aa (Kloostergare, Noorder en Zuider Wuppen). De zaalkerk uit de tweede
helft van de dertiende eeuw ligt weliswaar in het verlengde van de eerste
ontginningslijn. De huidige stadskern vormde echter een afzonderlijke dorp,
dat in 1544 werd aangeduid als het ronde Loegh. Naam zal ontleend zijn
aan feit dat ontginning als halve cirkel om het dorp heen lag. pipo De Garst
was blijkbaar het oudste akkerland van deze nederzetting, die vermoedelijk al
uit de elfde of twaalfde eeuw dateerde. De naam Wynschote duidt
waarschijnlijk op deze hoge ligging: *Wine-scota betekent dan
“een hoge hoek land (uitspringend in het lagere land), bewoond door een zekere
Wine (dan wel Wining of Wago)”. Wellicht is er een samenhang met de
hoofdelingenfamilie Wynnelde of Wyneda, die tevens zijn naam gaf aan het
bovengenoemde dorp Wynedaham. Minder voor de hand liggend is daarentegen de
alternatieve verklaring *Windes-kote (= keuterboerderij van Windo).[5] pipoTerug
De Heemen (1828) |
Blijham
(voor het eerst genoemd in 1478) zou volgens sommige berichten verder naar het
noorden hebben gelegen. De verkaveling neemt hier zijn aanvang aan de oevers
van Rensel en Pekel Aa. Vanwege de wateroverlast hebben de bewoners het
hoogveen opgezocht. Bewijzen hiervoor ontbreken echter. De naam Blijham (blij
= met slijk bedekt buitendijks land, moddervlakte) dateert uit de tijd van de
Dollardoverstromingen, zodat het oorspronkelijke dorp een andere naam moet
hebben gehad. Het buurtschapje rond de kerk stond in de zeventiende eeuw bekend
als Voorwolt, waarmee de ligging aan de rand van het veen benadrukt
wordt. In de Molenhorn of het Winsel schijnen de meeste huizen inderdaad
hogerop hebben gestaan, totdat men in de loop van de zeventiende eeuw weer
dichter bij de zeekant durfde te bouwen. Mogelijk is Winsel (wellicht *Winense-lô
= ‘t hout van Wine’s mannen) tevens de oorspronkelijke naam van Blijham.[6]
Op de
Heemen lag vermoedelijk het in 1498 genoemde steenhuis van Blijham. Deze plek
stond nog aan het einde van de zestiende eeuw bekend als Pijlsheerdt of
Pielszheem (pisel = deftige kamer). piopio eigendom van kerk van
Winschoten… De afwijkende verkaveling rond enkele voornalige rivierduinen en
bewoningssporen op de zgn. Udengast doen bovendien vermoeden dat zich in het
Oosteinde nog een afzonderlijke nederzetting bevond. Misschien was dit het
buurtschap Ooster Blyham, dat in de Prophecye van Jarfke wordt
genoemd. Terug
pipo
kloosterland
De
oudste sporen van Bellingwolde (= ’t wold van Baldo’s mannen) zullen we op de
nabijgelegen Nieuwe Landen en rond de Graast mogen verwachten. Oorspronkelijk
waren dit de oevers van de Westerwoldsche Aa. Maar al vrij snel zal men het
dorp verder naar het oosten hebben verplaatst. Archeologische bewijzen voor
deze stelling zijn er niet. De onregelmatige knikken in de opstrekkende
verkaveling lijken bovendien niet het gevolg van een dergelijk migratiepatron
te zijn. De Aa kreeg hier zijn huidige loop eerst in de zestiende eeuw, zodat
we wel moeten veronderstellen dat de huidige verkavelingsstructuur uit deze
periode dateert.
Ook is nog niet verklaard waarom Bellingwolde en Den Ham tot
het bisdom Osnabrück behoorden, in tegenstelling tot het aangrenzende dorp
Houwingaham (Hamdijk). Mogelijk was hier sprake van een gegraven grenssloot die
in de Aa uitmondde.[7] De kerk van
Bellingwolde was gewijd aan de heilige Magnus die men ook vereerde in Corvey.
Het gebouw werd in 1527 grondig vernieuwd, maar dateert volgens Molema al uit
de twaalfde eeuw.
Bij
Vriescheloo zullen we — als de vermoedens van Groenendijk kloppen — de eerste
nederzetting ten westen van de Aa rond de opduikingen van Lutjeloo moeten
zoeken. Ook hier zou de eerste kerk al uit de twaalfde eeuw dateren. Het dorp
is in de veertiende en vijftiende eeuw vanwege toenemende wateroverlast
gefaseerd naar het oosten opgeschoven. Terug
In de
omgeving van Nieuweschans begonnen de ontginningsactiviteiten kennelijk aan de
oevers van de Reider Ee. Hier zullen we het verdronken dorp Dune Lee
(verbasterd tot Donellen) moeten zoeken. De naam suggereert een verband met het
grensriviertje de Lethe (in de betekenis van rivierduin aan de Lethe) en de
vóór 1319 gestichte Johannietercommanderij Dünebroek (= broekland bij de
duinen). De laatste restanten van het zogenaamde Lietsland langs de Aa werden
in 1605 bedijkt. In het directe achterland lagen verder het kerkdorp Wymeer en
het gehucht Boen, dat aanvankelijk
Broek of Leebrouck (= broekland van de Lethe) werd genoemd. Hier zijn enkele
aardewerkvondsten uit de vroege middeleeuwen gedaan. Bij Bunde lag eveneens een
nederzetting langs de Aa, die als Bonewerda (= Boener-eiland) in
kerkelijke registers voorkomt. Dit blijkbaar ter onderscheiding van Hoghebunde
of Bundewida (= Bunder-wold). Honderd jaar later resteerde hiervan nog
slechts het eilandje Bundergaarde of Jarde.[8] Terug
Verder
naar het noorden herinneren namen als Reiderhammrich, Wynhamster Landen en Reider
Kolk (bij Bunde) aan landerijen die zich vroeger tot in de Dollard uitstrekten.
Weliswaar was er volgens sommige bronnen sprake van twee verschillende dorpen
Winneham en Wymelda ham, maar dat beide niet zouden samenhangen, is ronduit
onwaarschijnlijk. Vermoedelijk ging het — net als in de westelijke
Dollardboezem — om kerspelen die zich aan beide zijden van rivier uitstrekten.
Een dergelijke veronderstelling hebben we hierboven al bij Houwingaham
uitgesproken. Het oorspronkelijke dorp Wynedaham is dan wellicht naar de
omgeving van Drieborg verplaatst. Een zelfde samenhang is te verwachten tussen
Reiderhammrich en Reiderwolde. Garmede (Medum) en Uther Beerte (Oosterbeerte)
betroffen wellicht afgelegen buurtschappen dat die een spits toelopende hoek (gare)
tussen de overige vorige dorpen in lagen. Beide lagen vermoedelijk in de
omgeving van de Oost-Friesche plaat en de Maanplaat, die zijn naam wellicht aan
Garmede te danken had (*gaermaden > *maân).Terug
Ook in
de oostelijke Dollardboezem lijken — als onze werkhypothese klopt — de eerste
systematische ontginningsactiviteiten uit het noorden te zijn gekomen.
Mogelijk trad hier hetzelfde effect op dat we al uit de westelijke boezem
kennen, namelijk het verlaten van de oorspronkelijke nederzettingen ten gunste
van nieuwe dorpen verder landinwaarts. Dat zou met name bij Reiderwolde,
Wynedaham, Houwingaham en Finsterwolde het geval kunnen zijn. De eerste twee
worden rond het jaar 1000 genoemd. Beerta, Winschoten, Bunde en wellicht ook
Bellingwolde lagen echter al vanaf het begin op een pleistocene opduiking. De
ligging van het zuidelijke Reiderland achter een uitgestrekt hoogveengebied
doet bovendien vermoeden dat dit gebied aanvankelijk vrij geïsoleerd ten
opzichte van de eigenlijke kuststreek lag. De toedeling van dit gebied aan het
bisdom Osnabrück is wellicht het gevolg van de enkele verspreide bezittingen
die de rijksabdij Corvey hier in 834 verkreeg. Daarbij zullen we vooral aan Ulsda
en aan de omgeving van Westerlee moeten denken
beide
een belangrijke handelsroutes naar de kust markeerden
dankzij
schenking door lodewijk de vrome
De
toedeling van dit grotendeels onbewoonde gebied aan het bisdom Osnabrück rond het
jaar 800 is wellicht het gevolg van een schenking
De
kolonisten die zich op natuurlijke opduikingen en rivierduinen vestigden,
zullen hier al kort na de toedeling van dit gebied aan het bisdom Osnabrück in
de negende eeuw zijn aangekomen. Zij zullen er ook verantwoordelijk voor zijn
geweest dat het stroomgebied van de Aa ten noorden van Wedde voortaan bij het
Reiderland ging horen.
Fiemel? |
|
|
|
Reiderwolde? |
“Wynham” |
Ulsda |
|
|
Bunde |
Ô |
|
|
|
Ô |
Ô |
Ô |
Ø |
|
Ô |
Oud-Finsterwolde |
|
|
|
Megenham |
Wynedaham |
Beerta |
|
Den Ham |
“Jarde” |
Ô |
Ø |
|
|
Ô |
Ô |
Ô |
|
|
Ô |
West-Finsterwolde |
|
Oost-Finsterwolde |
Ñ |
Torpsen |
Beertsterhamrik |
Bovenburen |
|
Bellingwolde |
Wymeer |
|
|
|
|
|
Ô |
Ô |
|
Ô |
|
|
|
|
|
|
Houwingaham |
Zuiderveen |
|
Vriescheloo |
|
|
|
|
|
|
|
Ô |
Ø |
|
|
|
|
|
|
|
|
Westeind |
|
Blijham |
|
[1]De ligging van Megenham valt vermoedelijk samen met de perceelsnamen Grote Binnen Ham, Grote en Kleine Ham in de omgeving Kostverloren (Atlas der Stadslanden). De landerijen van Wynedaham zijn ten dele bedijkt in 1657. Een verhoogd eiland aan weerszijden van de dijk van 1657 zal de lokatie van dit dorp markeren. Binnendijks lagen twee heerden land van de Beertster pastorie die de Looten of Loeten werd genoemd.
[2]Weinig elegant is de oplossing van Siemens (1974), die de bestaande inconsistenties oplost door te veronderstellen dat de Münsterse parochielijst ook verdronken dorpen in het bisdom Osnabrück bevat. Een handschrift uit 1620 rekent Megenham (Megham) bij het Ulsder Vijfdedeel. De auteur maakt echter wel meer fouten, zo rekent hij ook Tijsweer bij het Reiderland.
[3]Ds. H. van Berkum bericht dat men bij het slechten van een wierde “de overblijfselen van eene begraafplaats, ijzer van doodskisten, een steenen doodskist zelfs, schedels“ heeft gevonden. Bij nader onderzoek ontdekte men de fundamenten van een kapel, waarbij de grondslagen waren gelegd “op lange palen of balken, die dicht aan één, horizontaal gelegd waren, op den veenachtigen grond”. Verschillende auteurs hebben overigens op grond van een zeventiende-eeuwse kaart gemeend dat Hamsterhof bij Drieborg lag.
[4]In 1432 kopen Tamme Hudepoel en Johan Reghawert Johans sone, vermoedelijk een koopman uit Uphusen bij Emden, een stuk land in het kerspel Westerkerken in Westerwolde, dat oorspronkelijk tot de bezittingen van het bisdom Münster behoorde. Wellicht gaat het hier om bezittingen in Sint Vitusholt.
[5]De etymologie gaat wellicht uit van *Winingi-kote > *Winen(d)se-kote > Wynschote (= keuterboerderij van Wine’s mannen). Zo ook *Winingi-widu > Wines-wida > *Wines-holt > (Vitus)holt en *Winingi-ham > *Winen(d)se-ham > Wynedaham. Zie echter hieronder bij Blijham.
[6]Het klooster Heiligerlee zou tussen Winsewida en Westerlee hebben gelegen: misschien moeten we hierbij niet aan St. Vitusholt, maar aan ‘t Winsel te Blijham denken: *Winingi-lô > *Winen(d)se-lô > Winsel (= ‘t hout van Wine’s mannen). De perceelsnaam in den Vorwolt vinden we ook onder Winschoten, waar Egge Addinga in 1470 een perceel hooiland gebruikte, waarop de stad Groningen rechten liet gelden.
[7]Homeier (1977) neemt aan ook dat Den Ham onder het bisdom Münster viel. Siemens (1974) voert echter stukken aan, waaruit blijkt dat Hamdijk (Houwingaham) nog in 1636 aan de zuidkant werd begrensd door de Crodt- of Gaersloot. Deze sloot vormde de afscheiding met Den Ham oftewel Bellingwoldsterham. Meer naar het noorden werd de bisdomsgrens wellicht gevormd door het Kakomaar (1493) dat de opstrekkende heerden van Houwingaham begrensde. Mogelijk heeft het buurtschap Koudehoek hieraan zijn naam te danken.
[8]De naam Bundergaarde of Jarde zou wellicht ook verklaard kunnen worden als *Gar-wida (= het spits toelopende wold), vergelijkbaar met het nabijgelegen Garmede.