2. Perceelsnamen en landschapsreconstructie

Wat er zoal in de archieven te vinden is, blijkt wel uit het naslagwerk De boerderijen in het “Wold-Oldambt” (1997). Hoewel de samenstellers daar niet naar op zoek waren, vonden zij heel wat aan informatie over perceelsnamen en streekjes die we tegenwoordig niet meer kennen. Dankzij het feit dat zij de bewoners van de meeste boerderijen sinds het begin van de zeventiende eeuw uitgezocht hebben, zal toekomstig historisch onderzoek veel gemakkelijker worden. Ook Sebo Abels vermeldde in zijn overzichtswerk Doopsgezinde families in het Oldambt (2002) honderden veldnamen. Uittreksels uit de oudste notariële akten van Beerta, Midwolda, Nieuwolda en Wagenborgen zijn sinds kort op CD-rom beschikbaar, terwijl enkele gegevens uit Blijham en Winschoten op het internet te vinden zijn. Ook de voormalige kloosterlanderijen zijn op deze manier te vinden. Een goede indruk van deze rijke bronnen geven diverse genealogische websites, met name die van Dick Kuil en Hendrik Wolda. De meest volledige verzameling van veldnamen uit het Oost-Groningse is te vinden in het boek van J.S.A. Huizing, Boerderijen in het kerspel Vriescheloo (2002). Daarnaast bevatten de kaartenbakken van de vakgroep Regionale Studiën van de Rijksuniversiteit Groningen veel gegevens die nog niet nader zijn onderzocht. In Oost-Friesland publiceerde Heinrich Schumacher in 2002 een zesdelig naslagwerk, dat het resultaat is van jarenlang verzamelwerk door een speciale werkgroep van de Ostfriesische Landschaft.

Een greep uit literatuur en gedrukte bronnen. Steeds zijn de oudste schrijfwijzen en de belangrijkste varianten weergegeven:

Beerta
Bellingwolde
Blijham

Bunde
Bunderhammrich

Ditzumerhammrich

Dollard

Eexta

Finsterwolde

Heiligerlee
Meeden
Midwolda
Muntendam
Nesserland
Nieuw-Beerta
Nieuweschans
Nieuwolda

Nieuw-Scheemda
Noordbroek
Oudeschans
Oostwold
Pogum
Reide
Scheemda
Termunten

Vriescheloo
Wagenborgen
Westerlee

Winschoten
Woldendorp
Zuidbroek

Klik hier om deze lijst over te slaan.

 

*  Termunten: Ae-dam, Baamsum of Bansum, Barelde- of Bareltslaan, het Bosch, Boskerlaan, Botte­rij, Bultvenne, Cost verlo­ren of Nye Sommer Dijck, Cromme venne, Dalyngweren, Dallingeweerster Buitenland, Dijkeind, Dodeloan, up Munster Esch, Etstucken, Fokel venne, to Fymelen, Fymeler hamrick, Gaddinge­ Horne, Gaddinga­heem, Grote Munte hamrick, in de Hammen, Hamweg, de Heemen, Holm of Hollum, Hoogelaan, Kabofferij of Kombofferij, Kaenghe, Kappellen Heem, Kloosterlaan, Clooster mieden, Koe venne, Komme venne, Lange en Korte akkers, Mee­deweg, Cloostermieden, Mensenborg, Munsterwegh of Oude Munterweg, Olde Munterzijl, Olde of Lutke Muntster hamrick, Olieslagersvenne, Pipelaen, Stenerhoerne, Swijne venne, Venjerlaan of Venjer wegh, de Warven, Wartum of de Wierde, in de Lange Weeren bij Dalleweer, Wortellandt, Wortelvenne. Terug

*  Borgsweer: in de Campen, Cooijvenne, Fleitenborg, Hoge wierd, Oude Hondshals of Lutje diep, Kerkwegh, Knuif, Koedyck, Oude Kooij, Kromme venne, Lalleweer, Lutkerhuesen = Lesterhues of ’t grote Voorwerck, Marwycx Hooft, Borghsweerster Miedewegh, Munster Meede, Munstervenne, Olde Termunter laen, Valgewegh, Wartumer wegh, Watwerder wegh, Zuider Zee. Terug

*  Reide: Addenheem, Borchhuis of Hamborghen, in den Esch, Hoghehoernewech, Jansemer Blincke, Lijdden, Lidden of Liede, Ludenblencke, Meetwech, Noordwal, Plaene, Reyder hamrick, Thyesweer. Terug

*  Woldendorp: Antonnys vicarie, Binderij of Binnen-Ae, Boeren meede weg, Dootcamp, Hervestlaenvenne, Hingstekamp, Hueninga-Heerd, Huningaweer of ‘t Leger, ‘t Kleine Leger, Hooge bult, Jeukel (of Jenkel) in de Campen, Kaenghe, Kerkelaan, (Kleine) Knuif of Knoef, Olim of Oudt Houwerda, het Laeghe, Lageweg, Loude, dat mande Landt, Munsterlaan, Rid­dervenne, Roekreije, Santkamp, de Schans, Stuimelderij, Swaghe of Swaech, Swaechsterzijl, Tjughen, Vennen, Waddijk, in die Woltsleecke. Terug

*  Nieuwolda en Oostwolderhamrik: Ackingaweer, AE Landen, Baldricksmede, Bauko mede, Baucken groepe, Blinke, Boeckmede, Braeckhorne, Bree, Buitenweg, in de Bult, Brorss bult, Bultvenne, Camminga mede, Camminga venne, die Delle, de Del achter Huninga Koij, Ee-wegh, Feerste mede, Flinkerije, Freselda weer, Vreesche meede, Gaare- of Gerdtlandwech, Gansepachtershuis, Gebelskamp, Geelkeveld, Goete of AE Goete, Groenweide of Kopaf, Haykena weer, Haijko meede, Hammerkedijk, Harste, op d’Heemen, Hemmen fenne, Hilligemede, Hilligen lane, Hoffvenne, Honde deymt, Hoogvenne, ’t olde Huisland, Iwesweer, (lange) Jammer, Kamp, Kapel, Kapelvlonder, Kattendiep, Kleine Klijf, Kijfmiede, Knuppelenden, Kolckvenne, Kooijvenne, Kopaf, Kornswolda, Kornswolt of Corenswoldt, Kostert kamp, Kostverloren, ‘t Cruidt of Kruidthof, Kwelders, Lagerie, Lutke maar of het olde Maer, Mente mede, Meyvaert, Monnicxveen, Ooster Monnikenmaar, Mullervenne, Nijezijll, Nonnengadt of Nunnegat, Noortcamp, Nusterije, Popingeweer, Oldenbusch, Ossehamrick, Paperijelanden, Quelder venne, Reijndt-bosch, Schelto meede, Schieve Tille, Smalle Heerdt, Stijckelvenne, de Strep of Streep, die Stoeve, Swachdick, Swaijland, Tijncke kamp, Tyuichem, upet Tuicjem, Troppelhusen, Uthmeden, Vicarieland, in de lege Venus, Vledder, Weerland, ’t Wendlant, up de Whende, Westervenne, ’t Wester weer, Wilpsende, Woltlane, Wulffsmede, Zueller. Terug

*  Wagenborgen: Barnieniehuis, Botterij (?), Buitendijkx, Bultstermaar of Buttervaart, Cruyse Queller, Dellen, Doodkolk, Dodepad, Eelsheert, Eeldeshuis, Feendick, Gastdijck, Gastpad of Kerkpad, Gastsloot,, Groote gast,  Wagenborgerhamrick, Hammaar, in/op de Harsten, Harster, Henecamp, Hommevenne, Hontshals, Hoogte, Hoogemeeden, in den Hoep, Janje Meer, Kaailaan, Kaedyck, Kaij-dijck op de Swaech, Kaynge, Klieve, Klokkenhörn, Kopaf of Groene Weide, Kostersweg, Kromme sloot, Legeweg of Oudenweg, Moushörn, het Nieuwe Landt, Nordtbrocksterdiep, ‘t Ohrtjen, Oude of Ooster Weeren, Over­gaste, Oevertocht of Overtogt, Paardevenne, Pauls venneke, Proostmeer, Queller(s), Reuzenlaan, Rodelaan of Nieuweweg, Rotkolk, Rotmeersloot, Sandboute, Sandtvenne, Schapelaan of Kostersweg, Schaapbulten, ’t Sier (of Zijpe?), Soltacker, Sommerdijk, Spuildobben, Steenecamp, Stinkvaart of Wagenborger Maar, Stinck weg, Stokkerij of Stinkerij, Stolde­rij(-kolk), Suide-bulten, Swaaylandse sloot, Tiamme ofte Smette (Swette?), Togtsloot, Ol Tochtsloot, Tonnistille, in de Trinde, Uijtmedeweg, Veendijck, up de Warven, Wendinge, Weerdijk, Wardick of Waddijk, Weerland, Westerlaan, Wolveland of Wolfsland, Zwage. Terug

*  Nieuw-Scheemda en ’t Waar: Schembder Ackertaell, Beijde Sassen of Sassenheerd, Boneschans, Boorde, de Borgh, de olde Brises, Costerieland, Dellen, Diepswal, Dijkskamp, Olde Ehe, Ol IJ, Ol Drij, Eiland, Aeweg, ’t Elske, Gaerwierde, Geselvenne, Goëvenne, Gummel­mieden, Halen, in den Ham, Kleijne Ham, Groote Ham, Helemes, Helms- of Helle meede, dat Hollandersland, de Busch of Hollebusch, Hornevenne, Klipheerd, Lange Acker, Lutke Venne, Maersloot, Molenhorn, Molensteegh, Molenven, Muisecampje, Reijtboerde, Reyerslaan, Schembder Ackertaell, Suedtpade, (Scheemder) Grote Swaech of Lange Zwaag, Swaechdelle, Swachtille, Swaachwech, up de weijde Swach, Taterie, bij ‘t Vuir­huijs (Johan bij het Vuirs behuisinge), Oude Waterlossinge, Worsthorn. Terug

*  Noordbroek en Noordbroeksterhamrik: Achteromshorn, Ackerdelen, Aeylewegh of Eideweg, Biel en Stoal, Bloocklanden, Bolderie, Borgsloot, Burge, Lutke Borgen, Broodhorn, Bouckenborg, Bulderije, Cromme Rotmer, Dic­hamme (?), an ’t Buitenste Dijckschot, Olde Diepswalle, Diktounerije, Doekerie, Doodskampje, Dwanckwech, Dwarsdiep, Dwersslot ofte Rengers goete, Gebels­kamp, Gaerlandt, Gaerweeren, Olde Sijlgote of Olde Geute, Griede, Haadenpadt, Den Ham, ’t Hamke, Hamkenpad (?), Har­deweg, Hewijngereijdt, Hawings Reyt of Evenreiten, Oudehof en Nije Hoff, Hoffsloot, ’t Honden- of Haa­denpad, Hongersloot, ’t Hontien, ’t olde Hoofd, Nortbroeckster Hoijwech bij het meer langs, Hammericker Hoijwech of Nortbroeckster ostersen Hoeywech, Korte en Lange Jammer, Jeuderije, Kale venne, Kampen of Camplanden, Kielhuis, Klampsloot, Klippersbult of Steninghe Heem, up de Klippen, het Kne, de Knijp, Knippingen, Knollen, Kokebackersheert, Kolven, Kontelkamp, Koerengast, de lange Gaiste, de Santgast, Gastpadt, Laene, ’t Leger, Legeveen, Nordtbroeckstermaar, Ham­rikker- of Lutjemaar, Leege meede, Brede meede en Lange meede, Meerwech, Meerland, Moeshorn, Meercampen, ’t Meuland, Meulensloot, Munnekeveen, Musseldiep, Nordervenne, Olde Ahe, Pastoorsweg, Pastors sloet, Pijp, Polder, Rommels­kerken, Rumme­lant of Rotmer, in dartien Schaer, ’t Scheer, de Segg (?), Siepsloot, Smalle venje, ’t Stellandt, Stodhorne of Stoetzhoerne, (Broeckster) Suijdt­wendinge, Swetmaer, Tiddingaheerd, de Til, Veendijck, Veen­huisterweg, Veenkampen, Vicarie landt, Waterkam­pen, olde Weren, Wijntjesheerd, Wijske Gat. Terug

*  Zuidbroek: dat kleine Arve, Bonte tille, Grote Blincke, Boeracker, Luttike brugge of olde Brugge, Buurenwijken, Doodtcampe, Duirkeweer, Duvels Dobbe, Garsten, Gockema heerdt, Grangsheerd, Hege Acker, He­renkampen, Hilliko groepe, Holthammen, Hon­delaan, Kaeijgruppe, Karmer- of Caringerzijl, Klooster­laan, Krommerakken, Kuunders, Scheve Kuinder, Heeren Kuinder, Groote en Kleine Kuinder, Kuindersloot, Kuipsende, Kwabe, Leest of Leetse, Letzekampe, Meente, Meene Weer, Mensediep of Menso Hoensdiep, Molenhorn, Mosseldiep, Nije Wech, Olde Brugge, Olde Wech, Oudedijk, Overburen, Papendiep, Pijp, Pikkampen, Poeltje, Prebendevennen, Pusepad, Rimpe, Sandtwech, Stuirwold aan de Ee, Tuen of Gaerdens, Tusschenloegen, Uiterburen, Uterbeerte, Veendijcksloot, Vicarievennen, Vledders, Wijmesz meede, Suidbroeckxerwolddedijck, Zuedbroeksterhamrick. Terug

*  Muntendam: in de Borsten, Borstsloot, Diurckenackersloot, Eedwegh, Galgen Till, des Rades Ffeenlandt by den Edtwech oftewel Graffter veen, ‘t Hoge Heem, Hoogedam, Grote venne, Jachtvenne, Kolde ­monniken, Lalleweer, Olde Lege Wech, Munnekevenen, Oudeweg of Boe­renmiedeweg, Prebende- en Vicarieheerd, over dat Tonckelt of boven Tonckel. Terug

*  Meeden: Aeweg of E wegh, Bommelarije of Boelderie, Botterkampe of -venne, Buermandeheerd, bij de Buitenhusen, Cingelsloot, Fekamp, Pastoriegare, de Glimmen Husen, de blancke Grafte, de Bovenwegh of Hoogheweg over het loegh, Hasekamp, Holterie, Holtkamp of Oltcampe, de Kayen, Kajunge of Kaijenvenne, Benedenweg of Legeweg (= Aeweg), Mast­broeck, Meeneweg, olde Mollers Campe, Mollenkluft, Reneke groepe, Zijdt­sloot, Smidtskamp, Sypvenne, Tebbeheert, Tiddingeheerd, olde Vehndijck, Vicarije, Westeracker. Terug

*   In het grensgebied van Eexta, Westerlee en Meeden: Addosloot, Aewegh, Blincke, Boijen­venne, Bonjevenne, Bonkerij, Doodcampje, Eexter Hamrik, Gaijkekamp (bij de Ooster­walle), Gayle­venne, Gocke Blincke, olde Gote, in den Ham, Exter en Westerleester Ham­merick, Hemwerpen, Hilligemieden, Kibbelmieden, Kibbelkamp, Klunderborg, Knipswierde, in de Langhe Meeden, ’t Leger, Letze of Zyp, Olmslach of Suijdtwendinge, Oosterwalle, Santwech, Scortinge, Smidtskamp, ’t Soeven­follt of Zevenwold, Sijpland of Leege mieden, Spijkerboor, Thyartsa Zyl, Ubbinga Zyl, Weerland, Lutje halve Weerden en Grote halve Wierden, Wend, Zytwendinge. Terug

*  Westerlee en Heiligerlee: Bikkershorn, Buervenne, Cijpe- of Kuipland, Cloosterholt, Grote venne blocken, Buirvenne, Dekkerij, Draawech, Drijwech op het Eiland, Hooge Gast, Oostergaste, achter de Haft, Hilligerliesterveldt, Holtplaatsen, Klunderborg, Kolderij, Kuip- of Cijpeland, Grote en Lutke Land, Hessenbril, Meenschar in ’t Holt, Meentegast, Moerpeer­denvenne, Molenhorn, Nitterland, Nyen of Monnickesloot, Monnikeveensloot, Ossevenne, Reitkamp, Ruskengast, Sypensland of Zijpland, Soltgast, Grote en Lutke Solt, ‘t Voorwerck of up die Smacht, Timperie, Tranendal, Vette venne, Zuiderpad. Terug

*  Scheemda en Eexta: Boven Eexta of Op Ext, Doengecamp, Eexterbrug, Eexterhamrick, Eexter weg, Gaergroepe (an der Ae) of Opdiep, Gaergroepewegh, Gaerlane, Goete, Hamacker, Holtkamp, Horrenvenne, Huedtlane, up de Kampen, Lutke Arve, Lutke Saet, in de Kemmingha of Kimnade, Kerkpad, Melkpad, Noerdermensse, Suyderste Mensse, Moelensloet, Nemeke Eppens Steenhuys, Niediep, Nije sloot, Oevelgunne, Olde Dijxweg, Oosterwegh, Schembder Ackertaell, Lutke Swaecheylant, Lutke Scheemder Swaach of Korte Zwaag, Tjamweg, Tussen de Dijken, Uterbeerte (ook Beerte of Uiterboe­ren), Vaerland, Veldhuis, Eexter Vicarije, Voghelsanck, Vraenck­ryck, de Olde Weel, ‘t Weerlandt. Terug

*  Midwolda en Oostwold: Blincke, Bouken- of Bauckenheerd, Boukes grup, Boeredijksloot, Braeckhorn, Diepswallen, ’t Oude Dwarsdiep, Ekamp, Grijse vrouwen Vorwarck, Hammerker heerd, Hilligen laene, Hilligen meede, Huningaheerd, die Cliene Gaere, Hillige meede, Kerkenvenne, Kloosterkamp, lange Mese, Meulenbarch, Oude Muelendiep, Nije maer, Nijenhuis, Oostervenne, Packebiersheerd, Rompelderije, Sandtwech, Sijdtwendinge, Spierenborch (steenhuis), Steenhuys te Oostwold, Tiddingaheerd, Twalf Ackers Veen, Heet Veenken, Vicarieland, ’t Vordel of Vorrel, Westerse Stienhuys, Wippinge,  Woltlane. Terug

*  Finsterwolde: Bekriet, Dobvenne, Dukenborg, Aegypten of Egyptische landen, Fledderdiep, Gaerland, Ganzedijk, Golt­hoorn, Golthorender Venne, Heede­weg, op den Hardenbergh, Hongerige Wolf, Koedijk, Hamrick, Golthorn Maedtland, Merijke, Museldijk, Oude Ringsloot bij de dijk, Oude Werf, Servatiusheerd, Torffwech, Torpsen, Torschen of Tur­schen, Veenhuizen, Veenhuijsterhamrick, Veenhuisterwech int Fledder, Wudderland­sche heerd. Terug

*  Beerta en Nieuw-Beerta: Aaksterij, Aeweg, in die Barne, Binnenlanden, Bovenlanden, Vicararije Bree, Domie’s Houd, Gaerland of Beerster Garen, de kleine Gare, Klooster­gare, in de Grafften, up de Ham, Beerster Ham of Stadsham, Tiae Ham, Grote en Kleine Ham, Hamdijk, Hamkenpad (?), Hamweg, Hamster Hoff, Hane-Potterie, Heerensloot, up die Hoegen, Beerster Hoogen of Beersterhoven, in de Hommeweer, die Gemeijne Hoywech, Huningaheerd, Kerckenlane, Heerendijk of Koedijk, de beide Loeten, Looten of Lauthen, Maneheerd, Meden, Megeham, Poulusheerd, Ruigeveen, Schuttenheerdt up Beerster Ham, Seedijck, Sylotewegh, Sijlkerweg, up der Sleeck, Sleeckwech, op de staart van de Ullsda, Stocksterhorne of de Horn, het Stretje, Tiddingaheerd, Tjamme, Triangel, Uiterdijken, Veensloot, Venusheerd, Winingaham, Beertster Wippinge, Zijdwending, de Zòln. Terug

*  Winschoten: Biesterwied, Blijhamster-Strate, buiten de Blijhamster poorte, Boven-buuren, Coningsmarck, Eisse Klappe, Engeland, Engelsche til, Fock, op de Ghast, Hoghe Gast, Groninger poort, op de Haffelt, Hillige Gaer, Hoge­brugge, ’t Hooge, Jodenstraat, In de Kleij of Hoog­e Klei, Kosters-gang, Langestrate, Liefkeshoek, ‘t ronde Loegh, Lutkeweer (?), Meente, Meulenhorn, Moelenborch, Meulen-berch, ind Moelehen, die Mölenkamp aver die Peckell Aa, Moeskershorn, Oldewijveweg of Beertsterweg, Oostereijde, Oudewerf, by der Pekelborch, in de Pekelham, oude Pekelweg, over de Pekel­brugge, Pijpe, ’t Poelken, Praebende huisz, Rabenhaupt, Ryndel of Rensel, grote Rijt, ’t Ronde Loegh, Scherpenhoek, Sichvoordich, Steenhuiskamp of Steenkamp, Stroobos, Zuijder-Veen, Suijtphene of Zuirven, bij de Tigchel-werken, bij d’toorn, Binnen- en Buitenvenne, bij de verlaeten, Visscher-dijk, Visbanck (voor de toorn), achter Vitus-holt, in den Vorwolt, ’t Wad, Wevershorn, Oosterse en Westerse Wibbinge, Witte Vrouwenstraat, Wintmeulens, Noorder en Zuider Wuppen, Zie-dijcken, Zijlpoort, Zuidwending, Zwarteweg. Terug

*  Blijham: Oude Ae, Barkela- of Barkalagesloot, Bovensijplaats, Brucxsburgh (?), Dreyers Bult of Draaijerij, in de Gare, Goare wegh, Gloeppe, de Heemen, Heemsterlanden, Olde Heer Wech, Lange meede, Kerken ofte Hilligen meede, Lange brugh, Lange meede of Langemeen, Lontekolk, Meyland, Munneke Campen, Oostereynde, Pijlsheerdt, Pielszheem (= de Heemen), Morige of Moerrijge, Oostereynde, Oude Recker Aa, Pastory diep, Smalle ant Nielant, Steenhuis Camp, Sweltsloot, Udengast, Veenken-, Veneke- of Venneke­sloot, Veenweg, Smalle venne, Vicarie, Voorwolt, het Winsel, Zandkampen. Terug

*  Vriescheloo: Borst, Binnen- en Buitenborst, Grote- en Kleine Borst, Bodkamp, Botterkamp, olde Bouwte, Broek, Baevenbroek, Vriesche Brug, Buitenweg, de Bullen, Bult of Mandebult, Pastoorsbult, Huis Engelken, Esch, Looster eske, Oosteresch, Garst, Gaast of Gaiste, Uitgarst, Harssevenne, Hasselaan, Hebregt, de Hel, Hondspad, Hongerige Wolf, Horst, Hoske of Höske, Kattebossen, Kisoamkamp, Dijkster Kolke, Kom­penkolke, Binnenkompen, Krabbenbrug, Oude Leijdijk, Koe- en Ossenmarkt, Meedkampen, Meeën, oude en nieuwe Meije, Meenland, ’t Blauw Meer, Binnenoorde, Mussel, Ossedijk, Ovelgunne, Sijdwen­dinge, Smokerij, Soddeindijk, de Sollen, Straat, Stroedingh, Uileholt, Varschedijk, Veelerham­rik, Vennen, Vogelzang, Voorwolt, Westert, Wildebuirsvenne. Terug

*  Bellingwolde, Oudeschans en Nieuweschans: Oude Ae, Bellingwolder- of Hamsterwarf, Binnenlan­den, Boelen­broeck, Boneschans, Bovenstreek, in dem Broecke of Brocke, de Bult, Crodt- of Gaersloot, Ekke, Graast of Gast, Cleine Gast, dat Heylige Grock (Brock?), in den Ham, in de Hamshe, Hamdijk, Hamlanden, Belling­wolderhamrik, Hemmenholte, Hilligen Lohne, Hof, Hoholts­maar of Moersloot, Hondenpad, Houwingaham of Ut­ham, Kakomaar, Kloostergast, Koude Hoeck, de Ladden, Lete, Leetze of Sype, inde Liete, Letslandt, Liedtsland of Lange Ackeren, Lijfskemeer, Menno­bult, Oudeweg, Overeind, Rode Schuyr, Stapelberg, Bellingwolster Tjade, upt Tiuchthem, Upham, Utergorsen, Vennen, Zwijnezijl. Terug

*  Bunde, Boen en Wymeer: Baulande, Bonderwarf, Broekster Borsum, Bunder Borsten, Borster of Boenster weg. Busterdyck, vp den Brinck, Bondergaerden, Broek of Leebrouck, meene Bült, Gare of Jarde, Bunder Gaste, Hillige Lohne, Bunderhee of Hochee, Kattje-Deep, Kellingwold, Mamber, Marienborg, Poß of Puß, Prickerei, Rentkenburg, Schottelborch, upt Swelch, Tjüchen Lande, Waterwal, Wisch, in der Wippig, Wüpping, Klein Wüpprig, des Conventes Zilldeep. Terug

*  Bunderhammrich, Ditzumerhammrich, Pogum, Ditzum: Aaltukerey, Balkhaustief, Blinke, Bült, Chorster Balken, Dyksterhusen, Duinkerken, Fehnjer Weg, Hammeker Warf, Heimstätten Leegde, Hoheweg, Hoike Busch, Innungerdiek, in dem Kleye, Kloster, Klosterlohne, Kolldiek, Muhde, Muusdiek of Oude Dijk, Nordender Schloot, ’t Nije Hamrick of Bunderhammrich, Oldendorperhamrich, Overheesterland, Pallerschloot, Pawinger hamrick, Reide (waterloop), Reitkamp, Reyder Hammerick, in de Replonge, Roelofshorn, Schaapland, Schippschloot, Snickersiel, Stinkdobben, Suderisk, Swallich- of Swelchdijk, Kleine of Verlaatje Kolk, Warf, Warfkeweg, Grote en Kleine Warpen, ’t Voorwerk, Wyner-Hamm, Wynhamster Klei, Grote of Wynhamster Kolk, Wynhamster Landen. Terug

*  Nesserland en omgeving: de Borg, Cyngfenne, inna Grotha, Fletum, Laneske, Nyalona, Tornumer Hörne, Tyddingfenne, Nesseter Uterdijck, Voirwerk, Wilgumer weg. Terug

*  Dollard: Aalriet, (Oude) Beerster Moe, Bekriet, Bellingwolder Moe of Zuider Guite, Blainriet, Blincken of De Blynck, Bolplaat, Bousick en Nederbousick, Bunderriet, Diepeplaat, Dikke riet, Dwarsgat, in de Esch, Ganzeriet, Garmede of Garmieden, Geise, Groote Gat, Heringsplaat, Heringsriet, Hochee (?), Hooge Plaat, Hooge Zand, Jansemer Blincke, Jarde of Buntergaerde, Kerkeriet, Koelderplaat, Koert Oomsriet, Kopbaak, Leegte, Leegtjergat, Leegtjerplaat, Lundenblencke, Maanplaat, Meentegat, Moeplaat, Munnicksveen, Noorder (oude) riet, Noordwal, Oostergat, Oosterwal, Oostfriescheplaat, Oostfriesche gat = Zurentjeriet of Steenhuisriet, Oude Geut, Overloop, Piksak, Plaene, Reiderplaat, Rille, Schanskerdiep, Ae stroom of Buiten Aa, Schapeland of Schaafland, Schulpdalle, Sparregat, Stoeteriet, Tornummar, Uikergat, Uikerplaat, Utbeerte of Uterbert, Vter Pauing, Veengeut, Westerwal.

Het is een opsomming die smaakt maakt naar meer. Veel van deze namen zeggen iets over hun natuurlijke omgeving: valgen, esken, ga(r)sten en bouwten vormden bijvoorbeeld aaneengesloten percelen akkerland op hogere plekken langs rivieroevers, op zandkoppen of andere opduikingen. Vennen waren grasrijke weilanden die meestal door diepe sloten van elkaar waren gescheiden. Mieden, meeden, zwaaglanden en loeten bestonden uit laag gelegen groenland waar doorgaans hooi werd gewonnen.[1] Met hemmerike of hamrik werd oorspronkelijk het hele dorpsgebied aangeduid, vaak werd deze aanduiding echter gebruikt voor de laag gelegen weide- en hooilanden die het verst van de dorpskern waren verwijderd. De uitdrukkingen wold en broek – die vooral in plaatsnamen voorkomen – wijzen op het bestaan van drassige veengebieden die oorspronkelijk met bosschages en struikgewas begroeid waren. Ook het woord e(i)de is een oude benaming voor hoogveen. Namen op ‑holt en ‑lo duiden op bebossing. Meenten, houwen, scharen en tjuchen waren vanouds in gemeenschappelijk bezit en bestonden meestal uit weiden of hooiland. Vaerland en wellicht ook Wulfsmede duiden op landerijen die beurtelings door meerdere eigenaren werden gebruikt.[2] De aanduiding hillige betekent meestal dat we met kerkbezit te doen hebben.

Andere veldnamen geven iets aan over de verkavelingsvorm. Weren vormden bijvoorbeeld een gebied met een strookvormige verkaveling, waarin de smalle percelen door lange sloten van elkaar waren gescheiden; in een oudere betekenis wordt een verhoogde woonplaats, wierde of dijk bedoeld. Wuppen maken gewoonlijk deel uit van een veervormig uitwaaierende strokenverkaveling; het woordt duidt mogelijk op het voorkomen van vochtige weidegronden.[3] Het woord ham wijst op een onregelmatige verkavelingsvorm: in de regel ging het om laag gelegen percelen met een stevige ondergrond, dikwijls langs een (voormalige) rivieroever gelegen. Met borst, boorde, horn en nesse en wier(de) werden hoger liggende percelens aan de waterkant bedoeld. In een geer of gare liepen de opstrekkende percelen wigvormig naar elkaar toe, een brede had daarentegen een afwijkende dwarsverkaveling. Meestal ging het daarbij om kerkelijk bezit of kloosterland. Een sier was een langgerekt perceel of ook wel een watertje, bloocklanden vormden een aaneengesloten complex. Ook woorden als worst, streep, timp, ekke, triangel, spijkerboor, replonge, streep, jeukel (= ijspegel?) en hoike (= vrouwenmuts) verwijzen naar een afwijkende perceelsvorm. Woorden als wend, wal, kaai en zijdwending duiden op een dijkje; blinken en werpen betroffen de aanwas van nieuw land.

Har(st), holm, hee(de), bult, klif en kli(m)p vormden natuurlijke opduikingen in het laagland, een sol(t) was een uitholling of een gegraven kuil die ’s winters onderliep; trind (traan) duidt op het uit de grond omhoogkomend water.[4] Ook de woorden dellen, geel hol en hel(m) duiden op een laagte. Fledders bestonden uit rietmoerassen aan de rand van het (voormalige) hoogveen; kwabe is een veenmoeras zonder vaste bodem. Ook de namen poes (= riet), paller(t), evenreiten (< oud-fries *heven = zeebies) en reitboorde duiden op moerasland. Het stretje en de stroedingh waren vermoedelijk begroeid met kreupelhout. De naam braeckhorne herinnert aan een vroegere dijkdoorbraak. Namen als doodskamp, hongersloot, kostverloren, gummelmieden, geselvenne, kale venne en smacht duiden op een slechte bodemgesteldheid, botervenne en goldhoorn daarentegen op een vruchtbare bodem. Het eigendom van de kijfmiede, de kibbelkamp en de haffel (havvelen = twisten) was blijkbaar ooit omstreden. Een gloep was een voetpad of een smalle sloot, die in dit geval twee buurten van elkaar scheidde.[5] Een klief was een ontwateringssluisje, net als waarschijnlijk een sas. De namen hondshals en vermoedelijk ook knuif (< knoft, kloft =  gespleten) duiden eveneens op een smalle waterdoorgang.[6]

Waternamen zijn vaak ouder dan perceels- of plaatsnamen. De meest voorkomende waternaam in het Dollardgebied is Ae, Aa, Ee of IJ. Ook perceelsnamen op ‑ije duiden soms op nabijheid van een rivier, zoals binderij (< binnen-der-ae), lagerie (< lage-der-ae) en wellicht bolderij (< bie-der-olde-ae?), stuimelderij (< stomp-an-der-ae?), bommelarij (‘ae-bij-het-bouwland’?) en botterij (< boven-der-ae?).[7] Dat hoeft echter niet altijd het geval te zijn: de namen bonkerij en rompelderij duiden bijvoorbeeld op de bodemgesteldheid en/of op rommelige bezitsverhoudingen; nusterij zal een vogelbroedgebied aanduiden.[8] Bovendien gebruikte men sinds de zeventiende of achttiende eeuw – onder invloed van het Frans - de uitgang -ije voor nieuwe woonbuurten, bijvoorbeeld de gehuchten Kabofferij (kebof = kookhut, kombuis) en Aaltukerei (oaltoek = aalgeer, palingschaar).[9] De veldnaam eiland of aailand is afgeleid van *Ae-land.

Andere namen die wijzen op stromend water zijn geut, kuinder, maar, rensel, reit of reide, sijpe, zeeg, swelch en tja(m).[10] Gegraven watergangen werden daarentegen delf, graft, groepe, le(d)e, leets of sloot genoemd. Bij Drieborg vinden we het voormalige sluisje Merijke, dat zijn naam wellicht aan een watertje *Mardunga of *Maringe heeft ontleend.[11] Het woord sleeck duidt op een voormalige rivierbedding. In plaats- en streeknamen klinken bovendien nog oudere waternamen door, zoals fimil, fivil, flet(a) en mutha. Dergelijke riviertjes gaven hun naam aan het hele landschap, zoals Fivelgo, Eemsgo en Menterne (Oldambt). Het Reiderland dankte zijn naam wellicht aan de uitgestrekte rietvelden die oorspronkelijk rond de Eemsmonding te vinden waren.

Doordat we bij benadering weten waar de genoemde percelen hebben gelegen, kunnen we meer te weten komen over het oorspronkelijke landschap. We concentreren ons in het vervolg op de westelijke Dollard­boezem, maar ook aan de oostelijke boezem wordt ruim aandacht besteed.

Naar het volgende hoofdstuk

Terug naar de inhoudsopgave

 

 

© Otto S. Knottnerus

 

Noten hoofdstuk 2



[1] De Vries: loeten = laag gelegen, slecht land met als nevenbetekenis onverdeelde weide (1946, 130-131). Het woord is afgeleid van een indogermaanse wortel *leu/*lū ‘modder’ (Gildemacher 1993, 343-345).

[2] Wulft-Land als ‘wülfelndes Land’: Reinhardt 1969, 275.

[3] De veldnaam wuppen komt voor in Beerta, Winschoten en Bunde, verder als dorpsnaam Onstwedde-Ter Wupping (1545: de Wippinge) en Wippingen, Landkreis Emsland (1534: to der Wypping). De Vries verklaart de naam uit het woord wippe ‘kraan bij laad- en losplaats’ (1946, 230-231). Deze verklaring schiet mijns inziens in het geval van Bunde en Wippingen tekort. Mogelijk gaat het om een Middelnederduits woord wip ‘modder, water’, waarvan de betekenis ‘vochtige weidegronden’ zou zijn afgeleid. Nieuwe Groninger Encyclopedie, 852. Zie ook de website van de gemeente Wippingen (Emsland)

[4] Gildemacher 1993, 521-524.

[5] Gildemacher 1993, 263-265: glip en glupe, woorden die teruggaan op een stam die ‘reet, spleet’ zou betekenen.

[6] Schönfeld (1950), 114.

[7] Vergelijk de naam Bomster Ee in het Westerkwartier, mogelijk afgeleid van *bûthma, ‘het bebouwde land’. De Vries 1946, 9.

[8] Schönfeld (1980), 114 (Rommelarij). Ter Laan, Woordenboek, 839 (rompel = hobbel, rimpel). De Vries suggereert voor bom- een afleiding  van oud-fries bûwa ‘(be)bouwen’ (1946, 9). Vgl. ook het gehucht Naterij bij Uitwierde, vermoedelijk een hoogte waar het rundvee (oud-fries nōth) bij hoogwater geborgen kon worden. Westerhoff meent dat om een begraasd kweldergebied onder toezicht van een koeherder (een zogenaamde huiderij) zou gaan (1865, 158). Nieuwe Groninger Encyclopedie, 589.

[9] Lohse (1996), 123-125.

[10] Swelch, Swallich of Swelt, elders in Groningen ook Zwalve, Swaelwe; vgl. Middel-Hoogduits swalg, schwalch, ‘Schlund, Strömung’ (De Vries 1946, 293-294). Rensel is vermoedelijk afgeleid van *ransil, ‘loop, stroom’ (De Vries 1934, 55). Over de naam Kuinder of Tjonger: Künzel 1988, 213. Gildemacher 1993, 517-521. Zie ook http://www.stellingwerven.dds.nl/toerisme/tjonger/Tjonger.htm

[11] Mar(n)inge<*Mardunga, hier wellicht in aansluiting bij het woord hamrik. Gildemacher 1993, 360-365. De afleiding Merijke van *hammer ae-ke, ‘het riviertje door de Ham(landen)’ lijkt mij minder waarschijnlijk.